21 mei 2007

Een alarmerende geruststelling

Deze column werd op 21/05/2007 voorgelezen voor Studradio op Holland Centraal.

Ik ben klant bij de ABN AMRO bank. Ik ben een jaar of twee geleden overgestapt van de Postbank, omdat die het nodig vond om twee dagen over elke overschrijving te doen. Toen ik ze een keer belde om te vragen waarom ze dat deden, terwijl andere banken je geld gewoon direct overmaken, vertelde een mevrouw mij licht verontwaardigd dat ik dat toch had kunnen nalezen in de voorwaarde. “Dat klopt,” zei ik “en ik klaag ook niet, maar waarom doen jullie dat”? Ze wist het niet. “Als ze het zelf al niet kunnen uitleggen, dan ben ik vertrokken,” dacht ik, en een week later had ik een rekening bij de ABN. Ik voel me prima bij die bank, maar de laatste tijd krijg ik steeds meer het gevoel dat ik een uitzondering ben. Waar de Postbank mij niet kon vertellend wat ik wilde weten, heeft de ABN mij nu wél verteld wat ik al wist. Afgelopen vrijdag kreeg ik een brief van Jan Peter Schmittmann, de voorzitter van de Directie ABN AMRO Nederland, over de mogelijke overname die al een aantal weken in het nieuws is. Bovenaan de brief stond in grote, vetgedrukte letters de tekst: “Betreft: Geen reden tot zorg”. Er stond nog net geen uitroepteken achter. Als ik ergens nerveus van wordt, dan is het wel het feit dat de ABN het nodig heeft gevonden om mij een brief te sturen met als kop “Geen reden tot zorg”. Dan ga ik me zorgen maken. Het is net zoals met “meer blauw op straat”. Daar zit ik niet op te wachten. Zodra ik ergens een aantal politieagenten zie dan voel ik me onmiddellijk minder veilig. Niet omdat ik bang ben van de politie, integendeel, maar ik heb altijd het idee dat die agenten daar niet voor niets rondlopen, en iemand ergens in de buurt toch wel met iets onveiligs bezig moet zijn. Hetzelfde mechanisme werd ook getriggerd door de brief van de ABN. Als Jan Peter mij schrijft dat er geen reden tot zorg is, dan schiet ik onmiddellijk in de stress. Tot ik die brief kreeg had ik me namelijk nergens ongerust over gemaakt. De ABN wordt misschien overgenomen. Daar lig ik niet wakker van. De meest waarschijnlijke overnamepartner is de Barclays bank uit Groot-Brittannië. Dat is de achtste bank van de wereld, met in 2005 een waarde van meer dan 61 miljard dollar. Maak ik me zorgen over mijn geld? Absoluut niet. Er zal ook niet zo gek veel veranderen. ABN blijft als merknaam in Nederland gewoon bestaan omdat ABN Nederland blijft bestaan. Alleen de mensen op de centrale directie worden waarschijnlijk Brits. Geen punt wat mij betreft. Britten hebben doorgaans wel verstand geld, anders was Londen niet de financiële hoofdstad van de wereld geweest.

Kortom, geen reden tot paniek. Maar wat wilde Jan Peter mij nou eigenlijk vertellen? De brief was een lijstje van 5 vragen waarvan de voorzitter dacht dat die me wel dwars zouden zitten. De eerste was meteen ook de domste: “Is mijn geld bij ABN AMRO veilig”? Helaas, blijkbaar denkt Schittmann dat zijn klanten zwakbegaafd zijn. Heb ik soms een persconferentie van Barclays gemist waarin de directie stelt dat ze van het geld van alle ABN-klanten van plan zijn om ieder een zandeiland in Dubai te kopen? Heeft Barclays een deal gemaakt met Ken Livingstone, de burgemeester van Londen, om mijn spaargeld te besteden aan de Olympische Spelen in die stad? Volgens mij niet. Waarom zou ik er aan twijfelen of mijn geld veilig is? En bovendien, ook al gebeurde er iets met mij geld, ik woon in Nederland, het land waar demente beleggers konden uithuilen bij de rechter omdat ze al hun geld aan Nina Brink hadden gegeven, er nooit bij hadden stilgestaan dat de prijs van een aandeel ook kon zakken, en vervolgens nog een schadevergoeding toegewezen kregen ook! Ik heb er het volste vertrouwen in dat als Barclays mijn geld verduisterd een schadevergoeding kort daarna ook mijn deel zal zijn.

De rest van de vragen van Jan Peter was minder beledigend, maar de vraag bleef waarom hij het nodig had gevonden om mij deze brief te sturen. Blijkbaar zijn nogal wat mensen in Nederland nerveus geworden door het feit dat de bank wordt overgenomen door buitenlanders. Het raakt ons Oranjegevoel, tenminste, dat vertelde Morris Tabaksblat in het NRC van afgelopen zaterdag. Hij meende dat, als de ABN zelf een buitenlandse bank had overgenomen, er lang niet zoveel ophef zou zijn geweest, en volgens mij heeft hij gelijk. Wat is nu eigenlijk het probleem? Schade aan het Nederlandse bankwezen? Lijkt me niet, met een dergelijke solide partner als Barclays of de Royal Bank of Scotland. Zielige werknemers die hun baan verliezen? ABN had al jaren fusieplannen, dus die werknemers weten heel goed wat de risico’s van hun baan zijn. Staatsgevaar omdat de banksector cruciaal is voor Nederland? Daar valt over te discussiëren, zowel dat staatsgevaar als die cruciale rol die door banken gespeeld wordt. En bovendien hebben we altijd nog de ING, Fortis en de Rabobank.

De ABN was al een tijdje op zoek naar een grote fusiepartner, om de globalisering en de schaalvergroting binnen de industrie aan te kunnen. En het is ironische is dat nu deze gevonden is, de eventuele overname de meest provincialistische en bekrompen meningen voortbrengt. Het Oranjegevoel wordt geschaad, en dan probeert men er dingen bij te verzinnen om het argument niet volstrekt belachelijk te laten klinken. Laten we alsjeblieft niet als Nederland in de voetsporen treden van Frankrijk, waar de politiek de mond vol heeft over schaalvergroting en verdere Europese economische integratie, behalve als een buitenlands bedrijf een groot Frans bedrijf wil kopen, dan weegt de Franse trots toch net even zwaarder dan het economisch belang. Chauvinisme en nationalisme zijn slecht voor de economie, en ik vind dan ook dat we in Nederland niet moeten zeuren. Als we onze eigen economie serieus nemen moeten we ook accepteren dat bedrijven gekocht kunnen worden door andere, buitenlandse bedrijven. Zolang het land maar niet geruïneerd wordt, maar iedereen kan het erover eens zijn dat dat in dit geval absoluut niet aan de orde is. Ik maak me nergens zorgen over. Ik zou alleen aan Jan Peter Schmittmann willen vragen of hij ophoudt met het versturen van zijn alarmistische brieven.

15 mei 2007

De dubbele identiteit van de VDD: liberaal of plat-rechts?

Deze column werd op 14/05/2007 voorgelezen voor Studradio op Holland Centraal.

Bij de VVD zijn de echte liberalen wakker geworden. Geert Dales, burgemeester van Leeuwarden, VVD coryfee, en tevens opsteller van het Liberaal Manifest van die partij uit 2005, heeft zich dit weekend tijdens het partijcongres uitgesproken tegen het standpunt van zijn eigen fractie inzake het dubbele paspoort. Met verbazing heb ik de afgelopen maanden de zogenaamde paspoortaffaire gevolgd. Met nog meer verbazing volgde ik echter de houding van de VVD-fractie. De VVD koos in het debat de zijde van de PvV in het afkeuren van een dubbele nationaliteit. Ik was in de war. Was Mark Rutte niet juist tot VVD-leider gekozen zodat de partij van dit soort populistische en kortzichtige standpunten gevrijwaard zou blijven? Als de achterban dat liever had gewild was er ongetwijfeld wel voor Rita Verdonk gekozen.

De VVD is rechts, maar ook liberaal, en van die twee componenten is de liberale verruit het belangrijkste. Dat is de afgelopen jaren niet altijd zo geweest. De opkomst binnen de partij van types zoals Wilders en Hirsi Ali heeft de echte liberalen binnen de partij geen goed gedaan. Wilders is weliswaar uit de partij gezet, maar veel VVD’ers zagen met lede ogen aan hoe een groot aantal stemmen met hem vertrok. En nadat Hirsi Ali in de kamer was gaan zitten was er naast haar openhartige islamofobie bijna geen ruimte meer voor nuance en persoonlijke keuze. Ik was blij toen Rutte won. Ik hoopte dat de verkiezingen en de verloren zetels voor de partij als een soort catharsis zouden werken, die het populisme uit de partij zouden zuiveren. Maar helaas, Rutte voelde blijkbaar toch de hete adem in zijn nek van partijgenoten die zetels belangrijker vinden dan principes. De VVD ging mee in de volstrekt belachelijk gedachte dat staatssecretarissen Albayrak en Aboutaleb vanwege hun dubbele nationaliteit a priori, dus zonder vertoon van kunnen, ongeschikt zouden zijn voor een regeringspost. Sloeg dit ergens op? Nee. Was er enige reden om te geloven dat deze belangenverstrengeling zich zou voordoen? Ook al niet. Moest deze kwestie omwille van het landsbelang aan de orde gesteld worden? Het idee alleen al is lachwekkend. Het was een ordinaire PR-stunt van de PvV om stemmen te winnen, een stunt die teveel aandacht kreeg omdat de kamervoorzitter Gerdi Verbeet, van de PvdA, er knullig mee om ging. Van Wilders verwacht ik zoiets. Maar van Rutte dacht ik dat hij er boven stond. Je moet je als liberaal niet verlagen tot dit soort praktijken, en bovendien moet je de kiezers die je door zo’n actie aantrekt niet willen.

Daarom was ik blij met de wederopstanding van de echte liberaal, ditmaal in de vorm van Geert Dales. Dales laakte het standpunt van de VVD-fractie inzake de paspoortaffaire, en zei dat deze niet overeenkwam met de wens van de leden. “Liberalen toetsen mensen op hun rechten en plichten, hun gedrag, de mate van integratie, of ze de taal spreken en meedoen aan onze maatschappij. Het hebben van twee of meer paspoorten is daarbij totaal onbelangrijk” zei de burgemeester van Leeuwarden, en ik ben het 100% met hem eens. Ik heb het dan ook aanzienlijk moeilijker met André Rouvoet als bewindsman dan Ahmed Aboutaleb. Mensen afrekenen op het feit dat ze zowel een Nederlands als een ander paspoort hebben, in plaats van ze af te rekenen op hun prestaties, is een vorm van discriminatie, zo simpel is het. Dat de PvV discrimineert is niet verassend. Maar een liberaal dient persoonlijke vrijheid te respecteren: als iemand er een ander paspoort op nahoudt moet dit geen probleem zijn. En het is al helemaal niet aan de orde om hem te vragen dat paspoort op te geven op basis van hypothetische problemen die eventueel wel of niet zullen optreden.

De VVD zou zich sterk moeten maken voor keuzevrijheid, voor individuele rechten en plichten. Als zodanig zou zij zich sterk moeten maken voor heel andere aspecten van de paspoortaffaire waar maar weinig over gesproken wordt. In Nederland is ten opzichte van het Marokkaans staatsburgerschap iets vreemds aan de hand. De kinderen van een Marokkaanse man zijn volgens de wet van dat land ook automatisch Marokkaans. En als een pasgeboren kind wordt aangegeven bij de burgerlijke stand in Nederland, en de vader heeft de Marokkaanse nationaliteit, dan wordt bij het bevolkingsregister in de omineus klinkende kolom “vermoedelijke nationaliteit” “Marokkaans” genoteerd. Hier valt gek genoeg niets aan te doen. Uiteraard is dit een ernstige keuzebeperking van de ouders, en bovendien ook één die nergens op slaat. Het is niet de taak van de Nederlandse overheid om voor de regering in Rabat een register van “vermoedelijke” onderdanen bij te houden. Als men voor het kind de Marokkaanse nationaliteit wil, dan kan men dit regelen bij het desbetreffende consulaat. De burgerlijke stand dient zich hier niet mee te bemoeien, en zou niets van dien aard moeten noteren. Tot zover waar de VVD met betrekking tot de rechten van het individu zinnige dingen over een dubbel paspoort kan zeggen. Maar de liberale keerzijde van een recht is altijd de plicht, en ook in dit opzicht is er werk aan de winkel. Sinds 2002 bestaat de Regeling Turkse Dienstplicht, een regeling waarbij Nederlands militair personeel met een Turks paspoort een renteloze lening en buitengewoon verlof krijgt om hun verkorte diensplicht in Turkije uit te zitten. Ook andere overheidsinstanties hebben een dergelijke regeling voor personeel met een Turks paspoort. De gemeente Leiden heeft bijvoorbeeld in april de regeling afgeschaft waarbij Turkse Nederlanders de helft van het benodigde geld voor het verkorten van de dienstplicht cadeau kregen, plus twee maanden verlof om die dienstplicht te vervullen. Er zijn echter nog veel andere gemeenten met een dergelijke regeling. De overheid, op alle niveaus, zou onmiddellijk moeten ophouden met het subsidiëren van het Turkse leger. Het is volkomen gerechtvaardigd om aan mensen met een dubbele nationaliteit te vragen om deze kosten zelf te dragen. De Turkse nationaliteit kan wel opgezegd worden, en Nederlanders met een Turks paspoort kiezen er dus welbewust voor. Dan is het ook niet vreemd om hen te verzoeken zelf te voldoen aan de plichten die deze nationaliteit met zich meebrengt. Mocht de persoon geen geld hebben of geen zin in de dienstplicht, dan rest hem niets anders dan het van de hand doen van zijn Turkse paspoort. Het is kiezen of delen.

Er is op het gebied van dubbele nationaliteiten nog genoeg serieus werk te verrichten zonder dat de VVD hoeft te vervallen in demagogie. Laat de speech van Geert Dales het begin zijn van de echte wedergeboorte van het liberalisme en de VVD.

02 mei 2007

De gas- en de geldkraan

Deze column werd op 07/05/2007 voorgelezen voor Studradio op Holland Centraal.

Afgelopen week overleed Boris Jeltsin, de eerste democratisch gekozen president van de Russische Federatie en een man die veel Russen verantwoordelijk houden voor het verlies van status en macht dat hun land ten deel viel in de jaren ‘90. Het is bekend dat zijn opvolger, Vladimir Poetin, er veel aan gelegen is om die status en macht weer terug te winnen. En als men het recente nieuws over Rusland volgt lijkt het erop alsof dit aardig lukt. “Moskou ligt dwars omdat het dwars kán liggen”, kopte het NRC op 1 mei op de voorpagina, above the fold zoals ze dat in Amerika noemen. En op pagina 4: “Europeanen zijn kwetsbaar voor machtsspel van Moskou”.

Rusland is terug, zo lijkt het. Het Kremlin is weer een geduchte tegenspeler en niet meer de verzameling alcoholici en oud-partijbazen waar Jeltsin toch enigszins symbool voor stond. De nieuwe generatie Russische machthebbers is relatief jong, strak in het pak gestoken, licht autoritair, en heeft een wapen wat in Europa alom gevreesd wordt: het heeft de hand op de gaskraan en kan deze, desgewenst, dicht draaien. De gascrises in de Oekraïne en Wit-Rusland van vorig jaar hebben ervoor gezorgd dat politici en regeringen in heel de EU zich acuut bewust zijn geworden van hun afhankelijkheid van Russisch gas. En dit is geenszins slechts een kwestie van perceptie: 43% van het gas dat in Duitsland verbruikt wordt komt uit Rusland. In Frankrijk ligt dit percentage op 27, en in sommige Oost-Europese landen ligt her zelfs boven de 75%. Ook Nederland betrekt vijf miljard kubieke meter gas per jaar uit Rusland, zo’n 5% van de totale hoeveelheid gas die Nederland per jaar verbruikt. Europa is de meest gas-afhankelijke economie ter wereld, en het lijkt daarom inderdaad dat de Russen een gigantische stok achter de deur hebben bij de EU. De gas en olieprijzen zijn hoog en het geld stroomt aan alle kanten binnen omdat de afnemers van het Russische gas nou eenmaal geen keus hebben: de positie van president Poetin lijkt inderdaad uitermate sterk.

De Russische façade van zekerheid en macht verbloemt echter het feit dat Rusland economisch gezien net zo afhankelijk is van de EU, en in deze relatie misschien wel de zwakkere partner is. De broosheid van de Russische positie heeft te maken met de structuur van de Russische economie, de staat van haar gasinfrastructuur en de aard van mondiale gasmarkt.

Rusland lijdt aan wat bekend staat als het Dutch disease, een situatie waarin de economie van een land afhankelijk wordt van de exploitatie van grondstoffen terwijl overige sectoren worden verwaarloosd. In 2003 vertegenwoordigde de energiesector 25% van het bruto binnenlands product, en dat is met de stijgende grondstofprijzen de afgelopen jaren alleen maar meer geworden. Ondertussen is de Russische economie maar matig gediversifieerd. De hoge inkomsten van gas en olie zijn gebruikt om haar internationale crediteuren af te betalen, maar Rusland zet het geld bijvoorbeeld niet in om de kwakkelende industrie een nieuwe impuls te geven. Energie, en de export van gas in het bijzonder, is dus cruciaal voor de gezondheid van de Russische financiën en tenzij het Kremlin haar investeringsbeleid omgooit zal dat niet snel veranderen.

Gek genoeg is het bij de Russische gassector zelf ook nog maar de vraag of er wijselijk geïnvesteerd wordt. Er zijn legio verhalen over de jammerlijke staat van de gasinfrastructuur, en bij nieuwe ondernemingen, zoals het Sakhalin II project ten noorden van Japan of de exploitatie van de Sjtokman velden in de Barentszee, moeten vrijwel altijd buitenlandse bedrijven betrokken worden omdat de Russen de benodigde technologie zelf niet in huis hebben. Daarnaast is het Russische gasnetwerk van dien aard dat het gas bijna nergens anders heen kan dan naar Europa. Een gangbaar doemscenario voor de EU is dat de Russen zullen besluiten om het gas dat nu naar Europa gaat aan de Chinezen te verkopen, maar er wordt in deze voorbij gegaan aan het feit dat dit helemaal niet kan. De pijpleidingen die nodig zijn voor het transport van Russisch gas naar China bestaan domweg niet, en de bouw van een dergelijk netwerk duurt minimaal 10 jaar, voldoende tijd voor de EU om andere gasbronnen te zoeken. Een eventuele oplossing voor dit probleem voor Rusland zou kunnen liggen in LNG, liquefied natural gas, de opkomende trend in de gassector. LNG is aardgas dat dusdanig gekoeld is dat het een vloeibare vorm aanneemt, waardoor het vervolgens, net als olie, in schepen vervoerd kan worden. Eenmaal aangekomen bij zijn bestemming kan de LNG weer worden omgezet in gas dat in het nationale netwerk gepompt kan worden. LNG heeft de potentie om transnationale pijpleiding overbodig te maken, en het vertegenwoordigd een mogelijkheid voor de Russen om hun afzetmarkt te diversifiëren. Maar ook hier heeft de Russische gasindustrie een behoorlijke technologische achterstand en is het afhankelijk van Westerse bedrijven. Ook hier geldt dat ontwikkeling van de Russische LNG capaciteit tot een behoorlijk niveau minimaal een kwestie van 8 tot 10 jaar is.

En terwijl het Russisch LNG vermogen achterblijft zijn er binnen de EU reeds enkele LNG terminals actief en vertegenwoordigde LNG in 2005 reeds 9% van de totale gasimport binnen de Unie. Dit percentage zal waarschijnlijk alleen maar stijgen en heeft als gevolg dat de EU steeds minder afhankelijk wordt van internationale pijpleiding, en dus steeds minder afhankelijk van Rusland. Overal ter wereld worden LNG terminals gebouwd en kan dus op redelijk korte termijn gas van over de hele wereld met gemak naar de EU worden verscheept. Daarnaast staat de ontwikkeling en exploratie van gas binnen Europa zelf ook niet stil. Het Noorse Statoil is momenteel bijvoorbeeld bezig met het ontsluiten van de Snøhvit velden, eveneens in de Barentszee, waarin bijna 200 miljard kubieke meter gas ligt opgeslagen, genoeg om Nederland twee jaar van aardgas te voorzien. En naast de ontwikkelingen op de gasmarkt zelf zijn er nog de ontwikkelingen op de energiemarkt in het algemeen, waar andere fossiele brandstoffen, zoals steenkool, nog steeds een hele belangrijke rol spelen en waar, met het oog op klimaatsverandering, andere energiebronnen zoals wind- en zonne-energie een opmars maken, en zelfs kernenergie langzaamaan weer salonfähig wordt.

Met andere woorden, de Russen mogen dan wel hun hand op de gaskraan hebben, maar de EU heeft zijn hand op de geldkraan, een minstens zo machtig, zo niet machtiger wapen. Bovendien is de context van het gasdebat in alle opzichten erg gunstig voor de EU. Het lijkt er sterk op dat een onderbreking van de gashandel ruïneus zou zijn voor de Russische economie, terwijl de EU veel beter in staat zou zijn om het resulterende gastekort op te vangen. De EU kan met haar LNG terminals steeds eenvoudiger elders gas inkopen, terwijl de Russen met hun product nergens anders heen kunnen, en ook de lange termijn ontwikkelingen in de industrie wijzen erop dat de Europese afhankelijkheid van Russisch gas alleen maar verder zal afnemen. In het energiedebat tussen de EU en Rusland hoeven de Europese politici niet de krachttermen te bezigen die we inmiddels van Poetin gewend zijn, maar ze dienen zich wel te beseffen dat hun hand op de knip zwaarder weegt dat zijn hand op de kraan.