25 april 2008

Echte duurzaamheid

Wat hebben een Zuid-Amerikaanse cocalero (coca teler) en sojaboer gemeen?

Laat ik de vraag in context zetten: elke dag krijg ik van het online tijdschrift Slate per email een cartoon doorgezonden. Meestal zijn de polemische afbeeldingen, duidelijk links of rechts. Maar laatst zat er eentje bij die ook de neutrale toeschouwer aan het denken zette. Op de tekening was een wat dikkige man te zien die aan de benzinepomp fluitend zijn auto volgoot. Een bordje op de pomp identificeerde de brandstof als ethanol, en achter de man stond een reclamebord met de tekst “Nu slechts 19 voedselrellen per volle tank!” Wrang, maar de laatste weken word de kern van waarheid die in de cartoon besloten licht steeds groter. Vrij plotseling is wereldwijd in verscheidene landen een voedseltekort ontstaan. Niet alleen de armste landen, zoals Haïti, maar ook ontwikkelde staten zoals Egypte en relatief rijke naties als Argentinië hebben te maken met forse stijgingen van voedselprijzen. In Bangladesh kost een dagelijkse portie rijst inmiddels de helft van het gemiddelde inkomen van een arme. De prijs van maïs op de wereldmarkt is de afgelopen maanden met 30% gestegen. In het al eerder genoemde Egypte, een van de grootste importeurs van granen, is de prijs van brood de afgelopen weken zelfs met een factor vijf gestegen. Een indrukwekkend gegeven, overigens. De meesten onder ons zouden toch stijl achterover slaan als een halve pain de Provence bij de AH opeens € 6,50 kost in plaats van € 1,50.

Een groot deel van de prijsstijgingen, en de bijbehorende voedselcrisis, is te wijten aan het feit dat steeds meer landbouwproducten gebruikt worden om biobrandstoffen te produceren. Deze analyse maken verscheidene landen en instanties als de Voedsel en Landbouw Organisatie van de VN. Door de actuele milieuhype is de vraag naar biobrandstof fors gestegen, en zo ook de vraag naar de grondstoffen die gebruikt worden in de productie. Die vraag is inmiddels zo groot dat het voor boeren aantrekkelijker begint te worden om bijvoorbeeld maïs te verkopen voor biobrandstofproductie dan voor voedselproductie. Aldus wordt er minder voedsel geproduceerd, en stijgt de prijs hiervan.

Terug naar de cocalero en de sojaboer. De cocalero produceert coca die hij kan verkopen aan drugshandelaren. Deze handelaren verwerken de cocabladeren tot cocaïne, dat veelal in het westen wordt afgezet. Door het geringe aanbod en de grote vraag is de prijs van cocaïne in westerse landen bovendien doorgaans erg hoog. Een mondiaal mechanisme van vraag en aanbod zorgt ervoor dat de gewoontes van een aantal (veelal welgestelde) Europeanen en Amerikanen het aantrekkelijker maakt voor de cocalero om coca te verbouwen dan een ander gewas. Gezien de prijs die hij voor andere gewassen krijgt is hij soms zelfs genoodzaakt om coca te telen. In Colombia, bijvoorbeeld, is het wegens de verdeling van landbouwgrond ook nog eens zo dat veel cocatelers in spé eerst een stuk Amazoneregenwoud moeten platbranden voordat zij een akker hebben.

Aan de andere kant van de grens, in Brazilië, bevinden zich sojaboeren die er exact dezelfde handelswijze op nahouden, en een onderdeel zijn van exact hetzelfde mechanisme als de cocalero’s. Vraag naar biobrandstoffen van welgestelde westerlingen zorgt ervoor dat de sojaboer meer krijgt voor zijn oogst als hij deze oormerkt voor biobrandstofproductie. Zoals de cocalero ziet de sojaboer zich soms genoodzaakt te kiezen voor biobrandstof, omdat voedselproductie te weinig oplevert. En ook de sojaboer kapt regenwoud om aan akkergrond te komen. Wie de mechanismen achter de cocaïnehandel kent, had de huidige voedselcrisis kunnen zien aankomen. Een Westers modeverschijnsel dat een averechts effect heeft op de rest van de wereld. En terwijl de wisselwerking tussen cocaïnegebruik en cocalero’s alom worden erkend en afgekeurd, wordt de biobrandstofindustrie, die exact dezelfde uitwerking heeft, vooralsnog slechts aangemoedigd.

Is een eigenaar van een biobrandstofauto moreel verantwoordelijk voor voedselrellen? Wellicht, maar als autoeigenaar ben je altijd wel ergens moreel verantwoordelijk voor. Zijn het niet voedselrellen, dan is het wel de opwarming van de aarde. Eén belangrijk verschil met cocaïnegebruikers: biobrandstofrijders hebben de beste intenties. Maar als de voedselcrises iets duidelijk hebben gemaakt dan is het wel dat milieuvriendelijke initiatieven ook gewoon gehoorzamen aan de wetten van de internationale markt, goede bedoelingen of niet.

Zorg voor het milieu is noodzaak, maar ook hype. En middenin die hype moeten we oppassen dat ook “groene” initiatieven getoetst worden aan de wetten van de globalisering, en uiteraard het gezond verstand. De ontstane voedselcrisis heeft veel weg van een maar al te bekend patroon: de westerse wereld die maatregels implementeert en levenspatronen vestigt zonder acht te slaan op, of goed na te denken over, de gevolgen voor de rest van de wereld. Als deze zich nu onze vervoersstandaarden zou aanmeten zou niet alleen de olie vrijwel direct op zou raken, maar het eten blijkbaar ook. We moeten zorgen dat de hele keten, van sojaboer tot dikkige, tankvullende man klopt. Pas dan kan er gesproken worden van echt duurzame oplossingen.

07 april 2008

Gratis wonen?

De nationale politiek is deze dagen volledig in de ban van rechts-radikalen. Eerst was er de film van Geert Wilders, en het daaropvolgende, minstens zo spannende, en een stuk beter geregisseerde debat in de kamer. En vervolgens was er, afgelopen donderdag, de lancering van Trots op Nederland, de politieke beweging van Rita Verdonk. TON is een beweging, en geen partij. Dat schijnt vooral te maken te hebben met het feit dat politieke partijen wettelijk verplicht zijn om hun geldschieters openbaar te maken, en Verdonk voelt daar niet zoveel voor. Verdonk wil vooral luisteren naar de gewone burger. Als je overigens als gewone burger op haar openingsfeestje je stem wilde laten horen, moest je wel eerst even € 75,- neertellen. Blijkbaar is dat Rita’s idee van de democratie meer toegankelijk maken.

Terwijl de landelijke politieke schijnwerpers ferm naar rechts zijn gekeerd gaat het politieke gesprek in Leiden vooral over links-radikalen. Morgen vindt de langverwachte vergadering van de commissie Ruimte en Bereikbaarheid plaats in het Leidse gemeentehuis. Het belangrijkste item op de agenda is het legaliseringproces rondom de Vrijplaats Koppenhinksteeg, een stel kraakpanden aan de Koppenhinksteeg en Hooglandse Kerkgracht. De panden zijn als sinds eind jaren 60 illegaal bezet door een bonte stoet aan organisaties. De laatste 10 jaar zijn de panden echter in gebruik door een redelijk vast aantal initiatieven die onder de koepel van de zogenaamde “postparlementaire” organisatie Eurodusnie. Voor wie daaraan twijfelt: www.koppenhinksteeg.nl linkt direct door naar www.eurodusnie.nl. De kwestie rond de legalisering was de afgelopen weken volop in het nieuws omdat het Leidse college van B&W een voorgenomen besluit heeft genomen om de legalisering stop te zetten. Er zou een financieel gat zijn van ongeveer 3 ton waar de gemeente voor op moet draaien. In het collegeakkoord staat dat er niet meer dan 460.000 euro zal worden uitgegeven.

Laat ik onmiddellijk kleur bekennen: ik ben een groot voorstander van een kraakverbod. De noodzaak voor een kraakverbod alleen al vind ik uitermate vreemd. Het zou toch vanzelfsprekend moeten zijn dat eigendom niet zomaar ten behoeve van anderen onteigend kan worden. Het besluit tot legalisering, dat de Leidse gemeenteraad in 2005 nam, had dan ook nooit genomen moeten worden. Het stuurt een verkeerd signaal naar de rest van de inwoners van de start. Illegaal gedrag loont. Als je maar links genoeg bent, en lang genoeg blijft hangen, krijg je het pand dat je in eerste instantie van de gemeente gestolen hebt vanzelf kado. Niet alleen dat, maar de gemeente is ook nog eens bereid om er bijna een half miljoen euro op toe te leggen. Wat moeten andere verenigingen en clubs, die wel gewoon huur betalen en het ook niet al te breed hebben, hiervan denken? De voorstanders van legalisering, zoals de SP, zeggen “afspraak is afspraak,” en vragen zich af wat een afspraak met de gemeente waard is als eerst legalisering is belooft, en het college vervolgens terugkomt op die belofte. Maar zij gaan voorbij aan het feit dat legalisering nooit belooft is. In de legaliseringsnotitie van 12 maart, 2007 staat dat de legalisering door zal gaan onder bepaalde omstandigheden en voorwaarde. Een van die voorwaarde was een financiele. Er werd gesteld dat er niet meer dan 460,000 euro zou worden uitgegeven, en in het collegeakkoord van het huidige college werd nog eens benadrukt dat dat bedrag niet verhoogd zou worden. Dus ik vraag mij af, wat is een belofte van deze gemeente waard? Ik, als inwoner van de stad Leiden, ben tegen de legalisering van de Vrijplaats. Maar de legaliseringsnota was nu eenmaal door de raad goedgekeurd, dus daar had ik me bij neer te leggen. Maar nu aan de voorwaarde die voor legalisering niet wordt voldaan, verwacht ik van de gemeente dat zij zich aan de beloftes houden die ze hebben gemaakt. Er zal niet meer dan 460,000 euro aan gemeenschapsgeld worden uitgegeven aan een verzameling initiatieven die maar beperkte steun genieten onder de bevolking. Bovendien valt over het nut en de waarde van de initiatieven nog ruim te discussieren. De gebruikers van de vrijplaats kunnen zich geen leiden zonder Koppenhinksteeg voorstellen, maar veel mensen wel, en zij zijn niet bereid om de legalisering tegen elke prijs doorgang te laten vinden.

De SP heeft gelijk, afspraak is afspraak, en belooft is belooft. Niet meer dan 460,000 euro uitgeven aan de Koppenhinksteeg. Als de bewoners het geld zelf niet kunnen opbrengen, dan gaat de legalisering niet door.