28 oktober 2008

Horatio the Plumber

Samuel Joseph Wurzelbacher is een ster geworden. Via een cameraman van het Amerikaanse ABC is de inwoner van Holland, Ohio inmiddels bij het Amerikaanse publiek bekend staat als Joe the Plumber. Joe ontmoette presidentskandidaat Obama op zijn tour door Ohio en vroeg hem naar zijn belastingplannen. Joe wilde een bedrijfje starten waarmee hij meer dan $250.000 per jaar zou verdienen, en onder Obama zouden zijn belastingen dan toch stijgen? Na enkele retorische omwegen zei Obama uiteindelijk dat het klopte: het belastingniveau voor bedragen boven een kwart miljoen dollar zou inderdaad stijgen tot 39%, hetzelfde als onder Bill Clinton. Vier dagen na zijn ontmoeting met de presidentskandidaat werd Joe door John McCain opgevoerd in het laatste debat tussen hem en Obama. “My friends”, zei McCain, hij zou Joe the Plumber helpen. Zijn belastingbeleid zou beter zijn voor Joe, evenals zijn gezondheidszorgbeleid, en eigenlijk alles wat McCain verder nog aan plannen had. In zijn Amerika zou Joe beter af zijn. Niet waar, antwoordde Obama. In zijn Amerika zou Joe juist beter af zijn. En zo werd de loodgieter de meetlat waarlangs beide kandidaten hun beleid legden. Sinds het debat is Joe op een aantal nationale tv-shows verschenen, en is hij zelfs de inzet van een McCain-advertentie.

De hele Plumber-kwestie is uitermate illustratief voor hoe de Amerikaanse psyche en de Amerikaanse politiek in elkaar zitten. Want het duurde niet lang voordat de feiten over Joe naar buiten kwamen. Hij bleek helemaal geen loodgieter, maar een soort klusjesman. Hij stond bekend als iemand die veel zwart werkte, en hij had bovendien een belastingachterstand. Daarnaast bleek uit cijfers van een lokale rechtbank dat zijn inkomen in 2006 $40,000 bedroeg. Nog geen vijfde van het bedrag waarvan hij zo bang was dat het belast zou worden. Toen ik dat las moest ik onmiddellijk denken aan Michael Moore. Moore schreef in zijn boek Dude, where’s my country een hoofdstuk getiteld “Horatio Alger must die”. Alger was een 19e eeuwse auteur die romans schreef over “rags to riches” verhalen: mensen die met niks begonnen en steenrijk eindigde. Volgens Moore was het koppige geloof van iedere Amerikaan dat hij op een dag de American Dream zou beleven en steenrijk zou worden een gigantisch psychologisch probleem voor de natie. Het zou mensen ertoe drijven om voor kandidaten te stemmen die vooral de rijken gunstig gestemd waren, want, en je weet het maar nooit, straks zouden ze zelf ook rijk kunnen zijn, en dan wilden ze zo weinig mogelijk belasting betalen. Om dit probleem te overwinnen moest Horatio Alger eerst symbolisch te graven worden gedragen.

Het klopt dat het woord “belasting” in Amerika bijna een scheldwoord is. Diep in hun hart willen de meeste Amerikanen helemaal geen belasting betalen. De republiek is ooit begonnen tijdens een revolutie tegen accijnzen, en die mentaliteit zit nog steeds diepgeworteld in het nationale psyche. Het leidt tot bizar gedrag. Joe the Plumber bijvoorbeeld die nu niet, en waarschijnlijk nooit, meer dan $250.000 dollar zal verdienen, is naar eigen zeggen “erg geschrokken” van het belastingplan van Obama. Ondanks het feit dat het gros van het beleid van de senator uit Illinois veel beter voor Joe zou zijn dan dat van McCain. Obama wil het belastingbeleid van Bush, dat ervoor gezorgd heeft dat de Amerikaanse staat zo ongeveer gefinancierd wordt door China, terugdraaien. Zijn gezondheidszorgbeleid zal ervoor zorgen dat Amerikanen zoals Joe minder geld kwijt zijn aan ziekenhuisrekeningen. En zijn belastingbeleid voor de middenklasse, met onder andere een flinke verlaging, zal ervoor zorgen dat de Amerikaanse midden- en werkende klasse, die er onder Bush financieel alleen maar op achteruit is gegaan, weer een kapitaalinjectie krijgt. Een ideale situatie voor Joe, zou je zeggen, maar omdat hij op zijn niet-bestaande inkomen boven de kwart miljoen meer belasting betaald dan onder McCain, is hij “zeer bezorgd” over Obama. Laat het woord “belastingverhoging” vallen, en alle rede en ratio verdwijnt uit het Amerikaanse politieke discours.

Nog een voorbeeld: vlak voor de verkiezingen van 2004 zat ik met een Amerikaanse vriend van mij in de auto. Ik vroeg hem op wie hij ging stemmen. Hij wist dat ik geen Bush fan was. Hij keek me schuin aan, en richtte zijn ogen vervolgens weer op de weg. “Toch niet op Bush?!?” zei ik. Geen antwoord. Vervolgens ratelde ik een hele lijst redenen af waarom het presidentschap van Bush desastreus was geweest voor de VS, iets dat toen overigens niet veel moeilijker was dan nu. Toen ik klaar was zei hij “yeah, I know, maar ik wil gewoon niet dat die Kerry mijn belastingen verhoogd”. Bush voerde op dat moment een catastrofaal economische beleid. Bovendien volhardde hij in een op leugens gebaseerde oorlog die op dat moment meer dan $2 miljard per week kostte. Het feit dat mijn Amerikaanse vriend hier samen met de rest van de Amerikaanse middenklasse uiteindelijk voor zou opdraaien leek hem niet de deren, als Kerry zijn belastingen maar niet verhoogde.

Wat verder ook speelt, belasting zijn altijd een van de belangrijkste thema’s van Amerikaanse verkiezingen. Het belastingbeleid van John McCain is vrijwel identiek aan dat van Bush: het spreekt Joe the Plumber en Horatio Alger aan, maar is desastreus voor de middenklasse en de economie. Diegene die een fiscaal gezond Amerika voorstaan moeten dus hopen op een overwinning van Obama. En om dat te bereiken is het te hopen dat de belastingplichtigen van de VS Horatio Alger voor 4 november diep onder de zoden hebben gestopt.

13 oktober 2008

Voetbal Inc. vs. Gemeenteambtenaren: 1-0

Waar denkt u aan als ik zeg “voetbal” en “geld”? “Verantwoordelijk gedrag” is wellicht niet de eerste term die te binnen schiet bij deze combinatie. Afgelopen week meldde de Britse FA nog dat de topclubs in Engeland samen goed zijn voor zo’n 2,1 miljard Britse ponden aan schulden. En ook in Nederland is het financiële plaatje van veel clubs alles behalve rooskleurig, om van de kapitaalvernietiging die jaarlijks op de transfermarkt plaatsvindt nog maar te zwijgen. Toch blijkt de doorsnee voetbalfunctionaris tegenwoordig een stuk conservatiever met zijn geld dan de doorsnee gemeenteambtenaar. Ik las vandaag een artikel over het spelerfonds, dat is bedoeld om gestopte voetballers een pensioen uit te betalen. Elke Nederlandse voetballer moet verplicht in het fonds inleggen, en met de huidige stand van de salarissen kunt u zich voorstellen dat het een aardig potje is. Dus wat deed het pensioenfonds CFK, beheerder van al deze miljoenen, toen de kredietcrisis dit jaar steeds beter zichtbaar en voelbaar werd? Juist, het belegde het geld in de meest veilige aandelen en obligaties die het kon vinden, ING bijvoorbeeld. Want zoals een woordvoerder van CFK al zei, “als ING omvalt, valt Nederland om”, en dan hebben de voetballers grotere problemen dan een gebrek aan pensioen.

De voetbalwereld staat bekend om zijn glamour, maar vergeleken bij de high rollers die zich blijkbaar overal in Nederland op gemeentelijke burelen bevinden, zijn de voetbalbonzen aartsconservatieve vrekken. Vandaag bleek dat de gemeente Goes, met een jaarbegroting van ongeveer 45,- miljoen euro, zo’n 12 miljoen euro heeft staan, of moet ik zeggen, had staan, bij de IJslandse Landsbanki. De kredietcrisis bereikte de afgelopen weken zelfs Ijsland, en Landsbanki kondigde aan dat het niet meer garant kon staan voor het geld van haar spaarders. De IJslandse regering kon dat ook niet. Dat is niet zo vreemd, want de Landsbanki was eind 2007 ruim 33 miljard euro waard. Het bruto nationaal product van Ijsland, (300,000 inwoners), is ruim 15 miljard euro. Dat betekent dat Ijsland, als staat, twee jaar lang al zijn inkomsten in Landsbanki zou moeten stoppen, wil het garant staan voor haar tegoeden. Iedereen die deze cijfers ooit heeft bekeken zou onmiddellijk moeten hebben gezien dat, als de Landsbanki om zou vallen, het spaargeld weg zou zijn.

Ik vind het absoluut niet onbegrijpelijk dat gemeenten hun spaargeld ergens parkeren waar het meer rente verdient dan in Nederland mogelijk is. Als de wereldeconomie goed draait, vertegenwoordigd een spaarrekening bij Landsbanki een miniem, en dus acceptabel risico. Maar de wereld economie draait ronduit slecht. En niet sinds vorige week, maar al een aantal maanden. Zelfs in de voetballerij hadden ze door dat het tijd was om het geld ergens te beleggen waar het veilig zou zijn, en waar de Nederlandse staat er garant voor zou kunnen staan. Maar niet in Goes. Niet in Pijnacker. Niet in Asten, en blijkbaar ook niet in Dordrecht. Duizenden Nederlanders kunnen een verhoging van de gemeentelijke lasten tegemoet zien vanwege een stel bestuurders die, in de context van het huidige economische klimaat, uiterst dubieuze investeringen hebben gedaan, en volstrekt onverantwoordelijk zijn omgesprongen met gemeentegeld. Ze kunnen niet zeggen dat ze het niet hadden zien aankomen. De crisis broeit als sinds de zomer, en er was genoeg tijd om de tegoeden in veiligheid te brengen, getuige het kordaat handelen van pensioenfonds CFK, en ongetwijfeld vele andere. Gemeenten hebben een enorme gok gewaagd met hun belastinggeld, en hebben verloren.

Vanuit de Rijksoverheid moeten nu consequenties volgen voor de financieel falende gemeentes. Er moeten ontslagen vallen, want het verdampen van vele miljoenen zou niet ongestraft moeten blijven. Het zou raar zijn als in Nederland ophef ontstaat over een minister die enkele tienduizenden euro’s verkeerd aanbesteed, maar een stel gemeentelijke ambtenaren vrolijk hun baan mag houden terwijl ze verantwoordelijk zijn voor een miljoenenstrop? Gemeenten die meer dan een miljoen euro verliezen aan de Ijslandse crisis zouden onder curatele van de rijksoverheid moeten worden gesteld. Ze zouden gedwongen moeten worden om al hun tegoeden in veiligheid te brengen, op banken binnen Nederland of tenminste binnen de eurozone. Vervolgens zouden ze een financiële proeftijd moeten krijgen van vijf jaar, waarin het Ministerie van Financiën extra scherp hun boeken controleert. Pas als die proeftijd met succes doorlopen is mogen ze hun eigen geld weer beheren. Het kabinet zou, waar het gemeenschapsgeld betreft, juist in deze tijd van economische onzekerheid extra hard moeten optreden tegen bijna criminele onachtzaamheid en goklust.

06 oktober 2008

3 oktober

Ik schaam me een beetje. Al sinds 2004 ben ik inwoner van de stad Leiden, en pas dit jaar kwam ik erachter dat het hele feest, behalve haring, wittebrood, hutspot en kermis, ook twee optochten rijk is. Te weten de grote optocht, op 3 oktober zelf, en de taptoe, een dag ervoor. In de vier jaar die ik nu in deze stad woon was dat volledig aan mij voorbij gegaan, dus dit jaar had ik me voorgenomen om het een en ander recht te zetten. Tijdens de grote optocht zelf, op vrijdagmiddag, was ik verhinderd, maar de taptoe was op donderdagavond goed bij te wonen. Een nadeel aan mijn besluit was dat het de afgelopen vier jaar niet zulk slecht weer was geweest tijdens 2 en 3 oktober. Het had wel eens geregend, maar dit jaar opende de hemel zich op beide dagen en stond er een nare wind. Zo ook tijdens de taptoe. Met onderkoelde tenen stond ik donderdagavond in eerste instantie op de kruising van de Pelikaanstraat en de Haarlemmer, waar de stoet voorbijkwam. Er stond al een menigte achter de dranghekken toen ik arriveerde, en door het bos van paraplu’s was inmiddels niks meer van de stoet te zien. Ik besloot door te fietsen naar de Oranjeboomstraat, waar het nog vrij rustig was, en waar de optocht nog niet gepasseerd was. De kop van de stoet bleek te bestaan uit een soort marcheerorkest, dat statig voor het beeld van Jan van Hout bleef staan en het Wilhelmus ten gehore gaf. Dat bleek echter tevergeefs, want toen de koperspelers, fluitisten en trommelaars onder leiding van hun aanvoerder verder wilde gaan werden ze staande gehouden door iemand van de 3 Oktobercommissie. De verlichting van het monument was niet aan geweest tijdens het volkslied, en ook hadden enkele notabelen zich niet op tijd richting het monument begeven. Er zat niks anders op dan even te wachten, en het Wilhelmus nogmaals te spelen. Na afloop van de reprise mochten de orkestleden ditmaal wel doorlopen, en volgde de rest van de stoet. Gedurende een dik uur trok een voor mij volstrekt onbekende wereld voorbij. Ik heb alle turn-, korfbal-, voetbal- en vechtsportverenigingen van Leiden voorbij zien komen, en de moed zonk me steeds verder in de schoenen toen ik besefte dat ik van geen enkele ooit nog had gehoord. Studerende en niet-studerende Leidenaren leven in twee verschillende werelden, dat wist ik, maar dat de één zo afgesloten was van de ander was iets dat enigszins koud op m'n dak kwam vallen. Ik kwam thuis met het idee dat ik weliswaar de afgelopen vier jaar in Leiden had gestudeerd en geresideerd, maar dat ik er niet had gewoond.

Schandalig, eigenlijk toch wel, en ik kan me slechts troosten met het idee dat het overgrote deel van de studenten in deze stad een zelfde soort beleving heeft van het bestaan hier. Sterker nog, 3 oktober, een datum die toch zo belangrijk was niet alleen voor deze stad, maar nog meer voor de universiteit, wordt in het studentenwezen dikwijls actief gedemoniseerd. In een stuk voor het EL CID dagblad, met de omineuze titel “het andere leiden” schrijft ene Jeroen van Wijngaarden dat de niet-studerende inwoners van Leiden “[j]ongens op scooters die allemaal Jeffrey, Patrick of Danny heten. Hoogblonde dames in tijgerleggings en gespierde kerels met vieze ringbaardjes en gouden kettingen.” Volgens Jeroen kom je ze alleen tegen in de shoarmazaak, of als schoonmaker in je studentenhuis. Leiden is tijdens de EL CID van de studenten, en daar zijn de Leidenaren boos om, maar tijdens 3 oktober is Leiden van de Leidenaren, en adviseert Jeroen aanstaande studenten om vooral een paar daagjes naar je ouders te gaan. Want een echte Leidenaar tegenkomen, dat wil je blijkbaar niet. Welnu, ik heb ook een advies: heb je ooit een afspraak met Jeroen, ga dan vooral een dagje naar je ouders, want met een dergelijke randdebiel converseren kan nooit goed zijn voor je intelligentie. Leiden is een brede en rijke stad, hetgeen vooral tot uiting komt tijdens 2 en 3 oktober. Vlucht dus niet, maar neem je stad serieus, en zorg dat je hier niet alleen maar studeert, maar ook echt woont. Anders kan je als student wel slagen, maar ben je eigenlijk als mens mislukt.

09 augustus 2008

Georgië en de Sovjeterfenis

Deze zomer bezocht ik Monino, een slaperig stadje in de buurt van Moskou, waar zich het Russische luchtvaartmuseum bevindt. Een fascinerende plek, waar 60 jaar aan luchtmachtgeschiedenis langzaam wegroest. Bijna alle vliegtuigen en helikopters die er opgesteld staan hebben landingsgestellen met lekke banden. De verf bladdert van sommige toestellen af, en het lijkt alsof het grasveld waar ze in staan nooit gemaaid wordt. Geld is er maar weinig, historie des te meer. Die historie werd tijdens mijn bezoek verpersoonlijkt door de gids die mijn groepje Nederlanders rondleidde op het terrein. Als piloot in de Sovjetluchtmacht had hij in een Tupolev-22 bommenwerper boven de Stille en Atlantische oceaan gevlogen, geschaduwd door NAVO gevechtsvliegtuigen. Verhalend over het eerste Russische toestel uit de jaren ’40 dat een atoombom kon dragen zei onze gids: “toen probeerde de Amerikanen de wereld te domineren, en was het aan Rusland om weerstand te bieden, net als tegenwoordig”.

Het wantrouwen jegens het Westen, en de NAVO in het bijzonder, is bij sommige Russen nog altijd heel groot. Ook de oorlog tussen Rusland en Georgië, die twee dagen geleden vrij plotseling begon, staat voor Russische machthebbers in het teken van de strijd tegen Westerse hegemonie. De Georgische president, Mihkail Saakasjvili heeft de gok gewaagd om de opstandige Georgische regio Zuid-Ossetië met geweld te “bevrijden” en zo de territoriale integriteit van zijn land te verstevigen. Rusland, dat de de facto afsplitsing van Zuid-Ossetië begin jaren ’90 steunde en er sindsdien “vredestroepen” legert, heeft militaire eenheden de grens over gestuurd om de Georgiërs af te stoppen en dwingen tot “vrede”.

Hoe verhoudt dit conflict zich echter tot de tegenstelling Rusland – Westen/NAVO? Sinds de Rozenrevolutie en de verkiezing van Saakasjvili probeert Georgië een pro-Westerse koers te varen. De president heeft expliciet aansluiting gezocht bij de NAVO, iets wat bij Rusland tot verontwaardiging leidde. De Russen beschouwen de Kaukasus nog altijd als hun achtertuin en stellen het niet op prijs wanneer hun invloedssfeer wordt aangetast. De eerlijkheid gebied te zeggen dat het Russisch wantrouwen niet geheel ongegrond is. Sinds 2002 heeft de VS enkele miljoenen dollars militaire hulp aan Georgië gegeven. In eerste instantie was het geld bedoeld om Islamitische radicalen in de regio te bestrijden, later werd het gebruikt om soldaten te trainen voor de 2000-koppige, Georgische missie in Irak. De hulp was nominaal voor deelname aan de “coalition of the willing”, maar al snel bleek dat de Georgiërs het ook binnen een nationale context uiterst nuttig vonden. Een verslaggever van Jane’s Defense Weekly sprak in 2006 een Georgische commandant die vertelde dat de training erg belangrijk was omdat “we de verloren Georgische gebieden terug willen nemen”. Een Amerikaanse militaire adviseur vertelde de journalist dat “we de Georgiërs het mes in de handen hebben gedrukt. De vraag is nu of ze het zullen gebruiken”.

Afgelopen donderdag werd die vraag door de regering van de Kaukasische republiek met een volmondig “ja” beantwoord. De succesvolle herovering van Zuid-Ossetië zou voor Georgië een PR-stunt van formaat zijn. Niet alleen zou de regering in Tbilisi aantonen dat ze gedecideerd tegen separatisten kan optreden, het zou ook een forse deuk betekenen in het imago van de regionale grootmacht Rusland. Het zou ook Saakasjvili geen windeieren leggen. De president ligt in de Georgische politiek al maanden zwaar onder vuur van verscheidene oppositiepartijen. Een succesvolle heroveringsoorlog zou hem ongetwijfeld veel krediet geven onder de Georgische bevolking.

Maar hoe meer Russische tanks de grens oversteken, hoe meer Georgische steden worden gebombardeerd, en hoe meer het er naar uitziet dat de internationale gemeenschap zich niet echt met het conflict zal bemoeien, des te meer lijkt het erop dat Saakasjvili een forse inschattingsfout heeft gemaakt. Voor Rusland is het niet alleen een vervelende aangelegenheid met een opstandig klein buurlandje, maar een volwaardige aanval van een Westerse satelliet op haar invloedssfeer en waardigheid. De bovengenoemde journalist beschreef hoe de Georgische controleposten die Zuid-Ossetië omsingelen worden bemand door soldaten die uitgerust zijn met Amerikaanse uniformen en wapens. Zelfs hun drinkbussen hebben de letters “US” nog pontificaal op de zijkant gedrukt. Een meer onheilspellende symboliek is voor de Russische machthebbers bijna niet te verzinnen.

De wereld, en het Westen, zullen de komende dagen moeten afwachten hoe de situatie zich ontwikkelt. President Bush is “uitermate bezorgd” en westerse leiders morren dat de territoriale integriteit van Georgië door Rusland gerespecteerd dient te worden. Maar het ontbreekt het westen, en de NAVO-landen in het bijzonder, aan elke morele grond om kritiek te leveren. Dat komt vanwege het conflict over, en de uiteindelijke onafhankelijkheid van, Kosovo, waarbij de NAVO nauw betrokken was. De parallellen tussen de geschiedenis van de Servische deelrepubliek en die van Georgië zijn dusdanig sterk dat het bijna een herhaling van zetten lijkt, met slechts een ander land als decor. De Zuid-Osseten willen zich, net als de Kosovaren, losmaken van het land waar ze op dit moment bij horen. De minderheid van etnische Georgiërs die in Zuid-Ossetië wonen is het hier niet mee eens, maar zal zich moeten schikken, net zoals de minderheid van Servische Kosovaren dat moest. Net als bij Kosovo is er een grote mogendheid die het streven van de separatisten steunt, ook al zijn hun argumenten volgens het internationale staatsrecht uitermate dubieus. En net als bij Kosovo bombardeert die mogendheid het land dat zijn territorium probeert te behouden.

Kosovo is inmiddels onafhankelijk en wordt beschermd door het Westen. Wat hebben Amerika en de NAVO eigenlijk te klagen als Zuid-Ossetië onafhankelijk wordt, beschermd door de Russen? Welke argumenten kunnen aangevoerd worden zonder dat zij de eigen geloofwaardigheid volledig ondermijnen? Westerse mogendheden zullen Rusland langs dezelfde maatstaf moeten leggen die ze voor zichzelf hanteren. Pas als de dubbele standaarden losgelaten worden zullen gewone Russen, zoals de oude Tupolev-vlieger die mij rondleidde, wat van hun wantrouwen verliezen. Pas dan kunnen we uitzien naar een constructievere relatie met het land dat het leeuwendeel van de Sovjeterfenis draagt.

02 juni 2008

Oranjekoorts

Oranjekoorts maakt zich langzaam meester van Nederland, en terwijl dat gebeurt raak ik steeds verder in geestelijke nood. Er heeft zich namelijk een heftige tweestrijd van mij meester gemaakt. Ziet u, voetbal is emotie, en zo beleef ik het ook. De ratio kan het, als het om het spelletje gaat, nog wel eens laten afweten. Zo ook in het geval van het Nederlands elftal. U moet weten dat ik een hekel heb aan Marco van Basten. Ooit was van Basten voor mij een soort glorierijk figuur uit het verleden. Maker van een wonderschoon doelpunt tijdens de finale van het EK ’88. Na die finale heeft mijn moeder mij als 6 jarig jongetje samen met mijn zusje op de fiets meegenomen naar de Denneweg, in Den Haag. Die straat zag volkomen Oranje, en het volksfeest dat bekend is van de nasleep van die finale was daar in volle gang. Marco van Basten was voor mij net zo ver weg als mijn herinneringen van toen ik 6 jaar was. Zoals de Denneweg toen: feestelijke schim uit het verleden.

Dat beeld van Marco werd ruw verstoord toen hij bondscoach werd. De KNVB heeft de voorkeur voor zeer ervaren internationals die tegelijkertijd totaal onervaren coaches zijn. Soms gaat dat goed. Frank Rijkaard bleek een topcoach, en faalde slechts omdat een handje vol Oranje-spelers in de halve finale een penalty niet konden benutten. Maar soms gaat het ook mis, zoals bij Marco. In tegenstelling tot Rijkaard omringde van Basten zich niet met ervaren assistenten, maar werd hij bijgestaan door John van ’t Schip. De enige echte ervaring die van ’t Schip had stamde uit zijn volslagen mislukte avontuur bij FC Twente, waar hij het als hoofdcoach mocht proberen en prompt zijn onkunde bewees. Daarna werd hij assistent van van Basten bij de A jeugd van Ajax. Daar kon hij, net als van Basten, weinig kwaad aanrichten. Maar voor het Nederlands elftal was hij ongeschikt.

Na zijn aanstelling leek Marco zich in eerste instantie niet te realiseren dat hij geen coach meer van de Amsterdamse A1 was. De ene na de andere jonge Ajacied, of ex-Ajacied, belandde opeens in de nationale selectie. Daarna werden ervaren krachten, spelers van wereldniveau, aan de kant geschoven. Edgar Davids, Mark van Bommel, Clarence Seedorf en, kortstondig, Ruud van Nistelrooy. Tussen van Basten en van Bommel en Seedorf komt het nooit meer goed. En dat is een doodzonde. Even ter illustratie: van Bommel en Seedorf hebben samen meer prijzen gewonnen dan de hele huidige Oranjeselectie bij elkaar. Het feit dat deze cruciale spelers ontbreken op EK is volledig te wijten aan San Marco.

En dan was er de spelerskeuze. Af en toe worden er spelers geselecteerd waarvan het overduidelijk is dat ze niet in Oranje thuishoren. Kew Jaliens bijvoorbeeld, of Denny Landzaat. Barry Opdam, en als uitsmuiter Demy de motherfucking Zeeuw. Het hele jaar kut spelen, in de competitie met AZ op peilloze diepte eindigen, maar deze maand wel gewoon in de basis tegen Italie, waar ie ongetwijfeld vakkundig gefileerd zal worden door Gennaro Gattuso. Want ja, als je al niet eens tegen het middenveld van VVV goed presteert, dan kan je duels tegen echt goede voetballers wel vergeten.

Maar nu mijn dilemma. Zoals heel Nederland wil ik dat we kampioen worden. Maar ik gun het Marco van Basten niet. Weegt dat zwaar? Ja, dat weegt zwaar. Ik ben van het type die in Europese wedstrijden tegen de Nederlandse ploeg is als de trainer en de club met niet aanstaan. Lees: AZ, en vaak ook Ajax. Er woed in mijn hoofd een strijd tussen mijn wil om als land het EK te winnen, en het vurige verlangen om Marco's termijn van vier jaar als bondscoach definitief te laten mislukken. Want wedstrijden winnen van Albanië is tot daar aan toe, maar als Nederland er in Zwitserland in de groepsfase uitvliegt heeft Marco welgeteld niks bereikt op eindtoernooien. Ik hoop dat ik er voor mezelf uit kom, vóór de eerste Oranje aftrap. En indertussen droom ik van Bert van Marwijk, die zijn schoonzoon van Bommel gewoon weer op zal roepen.

25 mei 2008

De principes van Maxime Verhagen

"Ik wil u graag verzekeren dat we niet zullen toestaan dat dit opnieuw gebeurt". Maxime verhagen liet er op 18 mei geen twijfel over bestaan. Nederland, medeorganisator van de VN racismeconferentie 2009, zou niet instaan voor een herhaling van wat zich bij de vorige editie ontspon. Tijdens die bijeenkomst in Durban, Zuid-Afrika, hadden enkele Arabische landen getracht om Israël in de slotverklaring van racisme te beschuldigen. Dit zou de minister deze maal voorkomen, omdat het onaanvaardbaar zou zijn dat Israël "aangeklaagd [wordt] door landen die nog zo'n lange weg te gaan hebben in termen van democratie en respect voor mensenrechten". De Arabische barbaren tegenover de verlichte Zionisten. Het is een contrast dat het ongetwijfeld goed deed bij zijn publiek. Verhagen deed zijn uitspraken in een speech voor het CIDI (ook wel bekend als het Centrum voor Intrige en Desinformatie Israël) ter ere van de 60e geboortedag van Israël.

Het mag bekend zijn dat het huidige kabinet, onder aanvoering van Verhagen, een buitenlands politiek wil voeren die gestoeld is op mensenrechten en internationale juridische verdragen. De minister heeft hier al een aantal maal over uitgewijd, bijvoorbeeld in de nota “Naar een menswaardig bestaan” waarin hij het concept omschreef, en begin dit jaar nog in een speech aan de universiteit van Utrecht. Door zich over Israël bijna uitsluitend onkritisch uit te laten, en door het voortdurend prijzen van de Zionistische staat, ondermijnen Verhagen en zijn collega-ministers echter hun eigen mensenrechtenbeginselen, om nog maar te zwijgen van hun eigen geloofwaardigheid. Deze situatie bestaat uiteraard al langer, maar kwam de afgelopen weken weer pijnlijk voor het voetlicht met alle plechtigheden rondom het 60-jarig bestaan van Israël.

Om de hypocrisie van Verhagen c.s. te tonen zal ik een aantal kwesties bespreken die de minister in zijn Utrechtse speech zelf naar voren heeft geschoven als speerpunten van zijn mensenrechten agenda.

1. Verhagen zegt dat er niet gemarteld mag worden, onder geen enkele omstandigheden, punt.
Het is inmiddels algemeen bekend dat Israël al meerdere decennia Palestijnse gedetineerden op systematische wijze martelt. Mensenrechtenorganisaties zoals Human Rights Watch, Amnesty International en het Israëlische Bet’selem hebben stuk voor stuk lijvige rapporten geschreven over de folteringen van de Shin Bet (de Israëlische binnenlandse veiligheidsdienst) en het Israëlische leger. Het is analoog aan de praktijken in Abu Ghraib en Guantanamo, waar Verhagen zelf van zegt te gruwen, en in veel gevallen nog erger. Er is echter een belangrijk verschil: bij Abu Ghraib volgde een rechtszaak en verantwoordelijke militairen werden in de VS gestraft. Israëlische militaire en politiemensen kunnen daarentegen zorgeloos martelen zonder te vrezen voor vervolging. Israël laat haar soldaten vrijwel altijd straffeloos folteren.

2. Verhagen zegt qua mensenrechten niet lokaal gebruik, maar de universele norm van belang is.
Het Israëlisch hooggerechtshof heeft al een aantal maal gesteld dat Israël niet hoeft te voldoen aan internationale verdragen, die het wel heeft getekend, over bijvoorbeeld oorlogsrecht en mensenrechten. Voor het hooggerechtshof staat Israël boven de internationale wet. Israël gedraagt zich al jaren naar deze uitspraken, bijvoorbeeld door het negeren van een hand vol VN Veiligheidsraadresoluties, en de mening van het Internationaal Gerechtshof over de bouw van de illegale muur in de bezette gebieden. Kortom, in Israël is het lokale gebruik het belangrijkste, en heeft men lak aan de internationale norm.

3. Verhagen zegt dat “Nederlandse inspanning om vrede en veiligheid te bevorderen nauw moet aansluiten bij onze inzet op het gebied van mensenrechten”.
De Nederlandse regering wil, en zet zich in voor, vrede in het Midden Oosten, dat lijdt geen twijfel. Maar gaat dit ook gepaard met inzet op het gebied van mensenrechten? Het kabinet, met Verhagen voorop, is nagenoeg kritiekloos tegenover de talloze Israëlische mensenrechtenschendingen die jaarlijks worden gedocumenteerd door organisatie als Amnesty en Bet’selem. Een voorbeeld: Israël is feitelijk nooit gestopt met het bouwen van illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Na elke “stap” in het vredesproces kregen de religieuze fundamentalisten die de Westoever koloniseren weer een uitbreiding cadeau. Wat zegt Verhagen over deze praktijken die in strijd zijn met het internationaal recht en wier illegaliteit niemand betwist? Trekt hij ten strijde tegen deze flagrante schending van de rechten van de Palestijnen? Dreigt hij met het stopzetten van economische samenwerking als dit onrecht niet gestopt wordt? Niet bepaald. Hij vindt de kolonies “contraproductief” en is bang dat ze de “goede wil” van Israël in het twijfel zullen trekken. Deze woorden sprak hij tijdens de Herziliya conferentie, een soort meerdaagse lofzang op de verworvenheden van het Zionisme, waar Verhagen maar al te graag zijn opwachting maakte. In plaats van Israël te veroordelen, wat men gezien zijn “principes” zou mogen verwachten, doet hij zijn best om de waarheid zo zacht mogelijk te brengen. Verhagen hoopt op vrede in het Midden-Oosten, maar is niet bereid om daar inzet voor de mensenrechten aan te koppelen.

Zomaar drie voorbeelden. Als andere speeches en teksten van Verhagen zouden worden aangehaald zou de lijst nog vele pagina’s door kunnen gaan. Dat is geen kwaliteit van ondergetekende; de minister maakt het diegene die zich daarop toelegt vrij eenvoudig. Het mensenrechtenbeleid van Verhagen is een farce. Het kost de minister geen moeite om Chinezen, Arabieren, Soedanezen en andere usual suspects het vuur aan de schenen te leggen, maar als het over Israël gaat, waarover de mensenrechtenorganisaties net zo eensgezind zijn, zingt hij vele tonen lager.

Dat de houding van Verhagen jegens Israël belachelijk is in de context van zijn “mensenrechtenprincipes” lijdt geen twijfel. Voor een gedetailleerd beeld van hoe belachelijk het precies is, is het boek Beyond Chutzpah van de Amerikaanse academicus Norman Finkelstein een aanrader. Finkelstein, zelf joods en zoon van twee Holocaustoverlevers, fileert op magistrale wijze de mythe van Israël als lichtend voorbeeld voor andere staten in het Midden-Oosten. De verschrikkingen die decennia van bezetting voor de Palestijnse bevolking hebben betekend worden geschetst aan de hand van talloze rapporten van de VN en mensenrechtenorganisaties. Ook laat Finkelstein zien dat het bestempelen van Israël als een fundamenteel racistische staat helemaal niet zo belachelijk is als Verhagen het voordoet. De voorbeelden zijn legio: het Zionisme is bijvoorbeeld gestoeld op het idee dat joden meer recht hebben op Palestina dan haar daadwerkelijk inwoners. Palestijnse burgers worden door het Israëlische leger van hun eigen land verjaagd om plaats te maken voor illegale joodse nederzettingen. De Westelijke Jordaanoever is bedekt met een grofmazig netwerk van snelwegen waar uitsluitend joden gebruik van mogen maken. Israël kent zo’n 20 wetten die iemand van joodse afkomst expliciet bevorderen ten opzichte van niet-joden. Als vergelding voor Palestijnse terreurdaden worden dikwijls huizen van vermeende terroristen (en hun families) door het Israëlische leger tegen de vlakte gegooid, hetgeen de huizen van Joodse terroristen nooit overkomt.1 Palestijnen worden stelselmatig gediscrimineerd als het gaat om waterrechten, landbouwrechten, bouwrechten, en uiteraard mensenrechten. Als dat geen racisme mag heten, dan is de term ontdaan van al haar waarde.

De echte obstakels die vrede in het Middenoosten in de weg staan zijn niet symbolische daden zoals een verklaring die Israël als racistisch wil bestempelen. Het probleem ligt eerder bij Amerikaanse en Europese politici zoals Verhagen, die al decennia lang de mond vol hebben van mensenrechten, maar tegelijkertijd energieke apologisten van Israël zijn en altijd paraat staan om haar acties te vergoelijken. De Palestijnen en hun Arabische bondgenoten zijn uitermate zwak, en kunnen geen tegenwicht bieden aan de door het Westen gesubsidieerde economische en militaire kracht van Israël. Zij zijn dus op ons aangewezen om hun rechten te verwerven en beschermen tegen Israëlische agressie. Bij de 60e verjaardag van de Zionistische staat wordt het nu toch eindelijk tijd om haar verantwoordelijk te houden voor haar acties, en druk op haar uit te oefenen om haar beleid te wijzigen. Om nogmaals Verhagen te citeren, “mensenrechten gelden voor iedereen, altijd en overal”. Laat hem deze uitspraak serieus nemen, en laat hem Israël ter verantwoording roepen en zijn “betrokkenheid omzetten in daden”.

1. “Joodse terroristen” zult u denken, “bestaan die dan”? Wel degelijk. Denk aan Yigal Amir, de moordenaar van Rabin, Baruch Goldstein, en de talloze kolonisten die met regelmaat het vuur openen op Palestijnse boeren in de buurt van hun illegale nederzettingen.

25 april 2008

Echte duurzaamheid

Wat hebben een Zuid-Amerikaanse cocalero (coca teler) en sojaboer gemeen?

Laat ik de vraag in context zetten: elke dag krijg ik van het online tijdschrift Slate per email een cartoon doorgezonden. Meestal zijn de polemische afbeeldingen, duidelijk links of rechts. Maar laatst zat er eentje bij die ook de neutrale toeschouwer aan het denken zette. Op de tekening was een wat dikkige man te zien die aan de benzinepomp fluitend zijn auto volgoot. Een bordje op de pomp identificeerde de brandstof als ethanol, en achter de man stond een reclamebord met de tekst “Nu slechts 19 voedselrellen per volle tank!” Wrang, maar de laatste weken word de kern van waarheid die in de cartoon besloten licht steeds groter. Vrij plotseling is wereldwijd in verscheidene landen een voedseltekort ontstaan. Niet alleen de armste landen, zoals Haïti, maar ook ontwikkelde staten zoals Egypte en relatief rijke naties als Argentinië hebben te maken met forse stijgingen van voedselprijzen. In Bangladesh kost een dagelijkse portie rijst inmiddels de helft van het gemiddelde inkomen van een arme. De prijs van maïs op de wereldmarkt is de afgelopen maanden met 30% gestegen. In het al eerder genoemde Egypte, een van de grootste importeurs van granen, is de prijs van brood de afgelopen weken zelfs met een factor vijf gestegen. Een indrukwekkend gegeven, overigens. De meesten onder ons zouden toch stijl achterover slaan als een halve pain de Provence bij de AH opeens € 6,50 kost in plaats van € 1,50.

Een groot deel van de prijsstijgingen, en de bijbehorende voedselcrisis, is te wijten aan het feit dat steeds meer landbouwproducten gebruikt worden om biobrandstoffen te produceren. Deze analyse maken verscheidene landen en instanties als de Voedsel en Landbouw Organisatie van de VN. Door de actuele milieuhype is de vraag naar biobrandstof fors gestegen, en zo ook de vraag naar de grondstoffen die gebruikt worden in de productie. Die vraag is inmiddels zo groot dat het voor boeren aantrekkelijker begint te worden om bijvoorbeeld maïs te verkopen voor biobrandstofproductie dan voor voedselproductie. Aldus wordt er minder voedsel geproduceerd, en stijgt de prijs hiervan.

Terug naar de cocalero en de sojaboer. De cocalero produceert coca die hij kan verkopen aan drugshandelaren. Deze handelaren verwerken de cocabladeren tot cocaïne, dat veelal in het westen wordt afgezet. Door het geringe aanbod en de grote vraag is de prijs van cocaïne in westerse landen bovendien doorgaans erg hoog. Een mondiaal mechanisme van vraag en aanbod zorgt ervoor dat de gewoontes van een aantal (veelal welgestelde) Europeanen en Amerikanen het aantrekkelijker maakt voor de cocalero om coca te verbouwen dan een ander gewas. Gezien de prijs die hij voor andere gewassen krijgt is hij soms zelfs genoodzaakt om coca te telen. In Colombia, bijvoorbeeld, is het wegens de verdeling van landbouwgrond ook nog eens zo dat veel cocatelers in spé eerst een stuk Amazoneregenwoud moeten platbranden voordat zij een akker hebben.

Aan de andere kant van de grens, in Brazilië, bevinden zich sojaboeren die er exact dezelfde handelswijze op nahouden, en een onderdeel zijn van exact hetzelfde mechanisme als de cocalero’s. Vraag naar biobrandstoffen van welgestelde westerlingen zorgt ervoor dat de sojaboer meer krijgt voor zijn oogst als hij deze oormerkt voor biobrandstofproductie. Zoals de cocalero ziet de sojaboer zich soms genoodzaakt te kiezen voor biobrandstof, omdat voedselproductie te weinig oplevert. En ook de sojaboer kapt regenwoud om aan akkergrond te komen. Wie de mechanismen achter de cocaïnehandel kent, had de huidige voedselcrisis kunnen zien aankomen. Een Westers modeverschijnsel dat een averechts effect heeft op de rest van de wereld. En terwijl de wisselwerking tussen cocaïnegebruik en cocalero’s alom worden erkend en afgekeurd, wordt de biobrandstofindustrie, die exact dezelfde uitwerking heeft, vooralsnog slechts aangemoedigd.

Is een eigenaar van een biobrandstofauto moreel verantwoordelijk voor voedselrellen? Wellicht, maar als autoeigenaar ben je altijd wel ergens moreel verantwoordelijk voor. Zijn het niet voedselrellen, dan is het wel de opwarming van de aarde. Eén belangrijk verschil met cocaïnegebruikers: biobrandstofrijders hebben de beste intenties. Maar als de voedselcrises iets duidelijk hebben gemaakt dan is het wel dat milieuvriendelijke initiatieven ook gewoon gehoorzamen aan de wetten van de internationale markt, goede bedoelingen of niet.

Zorg voor het milieu is noodzaak, maar ook hype. En middenin die hype moeten we oppassen dat ook “groene” initiatieven getoetst worden aan de wetten van de globalisering, en uiteraard het gezond verstand. De ontstane voedselcrisis heeft veel weg van een maar al te bekend patroon: de westerse wereld die maatregels implementeert en levenspatronen vestigt zonder acht te slaan op, of goed na te denken over, de gevolgen voor de rest van de wereld. Als deze zich nu onze vervoersstandaarden zou aanmeten zou niet alleen de olie vrijwel direct op zou raken, maar het eten blijkbaar ook. We moeten zorgen dat de hele keten, van sojaboer tot dikkige, tankvullende man klopt. Pas dan kan er gesproken worden van echt duurzame oplossingen.

07 april 2008

Gratis wonen?

De nationale politiek is deze dagen volledig in de ban van rechts-radikalen. Eerst was er de film van Geert Wilders, en het daaropvolgende, minstens zo spannende, en een stuk beter geregisseerde debat in de kamer. En vervolgens was er, afgelopen donderdag, de lancering van Trots op Nederland, de politieke beweging van Rita Verdonk. TON is een beweging, en geen partij. Dat schijnt vooral te maken te hebben met het feit dat politieke partijen wettelijk verplicht zijn om hun geldschieters openbaar te maken, en Verdonk voelt daar niet zoveel voor. Verdonk wil vooral luisteren naar de gewone burger. Als je overigens als gewone burger op haar openingsfeestje je stem wilde laten horen, moest je wel eerst even € 75,- neertellen. Blijkbaar is dat Rita’s idee van de democratie meer toegankelijk maken.

Terwijl de landelijke politieke schijnwerpers ferm naar rechts zijn gekeerd gaat het politieke gesprek in Leiden vooral over links-radikalen. Morgen vindt de langverwachte vergadering van de commissie Ruimte en Bereikbaarheid plaats in het Leidse gemeentehuis. Het belangrijkste item op de agenda is het legaliseringproces rondom de Vrijplaats Koppenhinksteeg, een stel kraakpanden aan de Koppenhinksteeg en Hooglandse Kerkgracht. De panden zijn als sinds eind jaren 60 illegaal bezet door een bonte stoet aan organisaties. De laatste 10 jaar zijn de panden echter in gebruik door een redelijk vast aantal initiatieven die onder de koepel van de zogenaamde “postparlementaire” organisatie Eurodusnie. Voor wie daaraan twijfelt: www.koppenhinksteeg.nl linkt direct door naar www.eurodusnie.nl. De kwestie rond de legalisering was de afgelopen weken volop in het nieuws omdat het Leidse college van B&W een voorgenomen besluit heeft genomen om de legalisering stop te zetten. Er zou een financieel gat zijn van ongeveer 3 ton waar de gemeente voor op moet draaien. In het collegeakkoord staat dat er niet meer dan 460.000 euro zal worden uitgegeven.

Laat ik onmiddellijk kleur bekennen: ik ben een groot voorstander van een kraakverbod. De noodzaak voor een kraakverbod alleen al vind ik uitermate vreemd. Het zou toch vanzelfsprekend moeten zijn dat eigendom niet zomaar ten behoeve van anderen onteigend kan worden. Het besluit tot legalisering, dat de Leidse gemeenteraad in 2005 nam, had dan ook nooit genomen moeten worden. Het stuurt een verkeerd signaal naar de rest van de inwoners van de start. Illegaal gedrag loont. Als je maar links genoeg bent, en lang genoeg blijft hangen, krijg je het pand dat je in eerste instantie van de gemeente gestolen hebt vanzelf kado. Niet alleen dat, maar de gemeente is ook nog eens bereid om er bijna een half miljoen euro op toe te leggen. Wat moeten andere verenigingen en clubs, die wel gewoon huur betalen en het ook niet al te breed hebben, hiervan denken? De voorstanders van legalisering, zoals de SP, zeggen “afspraak is afspraak,” en vragen zich af wat een afspraak met de gemeente waard is als eerst legalisering is belooft, en het college vervolgens terugkomt op die belofte. Maar zij gaan voorbij aan het feit dat legalisering nooit belooft is. In de legaliseringsnotitie van 12 maart, 2007 staat dat de legalisering door zal gaan onder bepaalde omstandigheden en voorwaarde. Een van die voorwaarde was een financiele. Er werd gesteld dat er niet meer dan 460,000 euro zou worden uitgegeven, en in het collegeakkoord van het huidige college werd nog eens benadrukt dat dat bedrag niet verhoogd zou worden. Dus ik vraag mij af, wat is een belofte van deze gemeente waard? Ik, als inwoner van de stad Leiden, ben tegen de legalisering van de Vrijplaats. Maar de legaliseringsnota was nu eenmaal door de raad goedgekeurd, dus daar had ik me bij neer te leggen. Maar nu aan de voorwaarde die voor legalisering niet wordt voldaan, verwacht ik van de gemeente dat zij zich aan de beloftes houden die ze hebben gemaakt. Er zal niet meer dan 460,000 euro aan gemeenschapsgeld worden uitgegeven aan een verzameling initiatieven die maar beperkte steun genieten onder de bevolking. Bovendien valt over het nut en de waarde van de initiatieven nog ruim te discussieren. De gebruikers van de vrijplaats kunnen zich geen leiden zonder Koppenhinksteeg voorstellen, maar veel mensen wel, en zij zijn niet bereid om de legalisering tegen elke prijs doorgang te laten vinden.

De SP heeft gelijk, afspraak is afspraak, en belooft is belooft. Niet meer dan 460,000 euro uitgeven aan de Koppenhinksteeg. Als de bewoners het geld zelf niet kunnen opbrengen, dan gaat de legalisering niet door.

31 maart 2008

Flutna

De gevreesde film van Geert Wilders, Fitna, sloeg afgelopen week in als een losse flodder. De site waarop het stukje vrije meningsuiting geplaatst stond, zag zich genoodzaakt om het twee dagen later alweer offline te nemen. Wegens ernstige bedreigingen aan het adres van de medewerkers, was de melding van de redactie. Waarschijnlijk van een stel bona-fide filmmakers die zo boos waren over de kwaliteit van Fitna, dat ze het gedrocht kosten wat het kost van het internet wilde hebben. Want dat is toch wat opvalt over de film Fitna. Het feit dat het woord film wel in een heel ruime zin is gebruikt. Het is eigenlijk gewoon een clipshow. Iets wat je zou verwachten van een puberale scooterrijder met rechts-radicale sympathieën en toegang tot een computer met de meest simpele video-software. Het beste wat Wilders had kunnen doen, zoals Boris van der Ham al eens zei in een column, is op de gegeven datum géén film uit te brengen. Dan hadden het hele kabinet Balkenende en de media voor schut gestaan vanwege die crisissfeer die zij de afgelopen weken hebben opgeroepen. Maar helaas, Geert was zo in zijn nopjes met alle aandacht dat hij het niet kon laten, en Fitna toch heeft uitgebracht. En dat is jammer, want het bevestigd het beeld dat veel mensen al langer hebben van Wilders. Dat hij een inhoudsloze populist is, die alles doet voor de aandacht.

De film was echt onstellend slecht. Niet alleen qua filmische qualiteiten, maar ook de inhoud. Wilders haalt soera's van de Koran volledig uit z'n verband, en als klap op de vuurpijl vertaalt hij ze ook nog verkeerd. Hij heeft een van de beruchte Deense cartoons misbruikt door hem zonder toestemming te plaatsen. Dat komt hem wellicht nog op een rechtzaak te staan. Lang leve de rechtsstaat, zoals Wilders vaak placht te zegggen. Als illegaal plaatsen van een cartoon niet tot een zaak leidt, is het misschien wel het afbeelden van rapper Salah-e-din als Mohammed B. Voor iets dat zo lang op zich heeft laten wachten is Fitna verbijsterend slordig en slecht uitgezocht. De film is je reinste stemmingmakerij, en doet niet eens een poging om een serieus politiek statement uit te dragen.

Met deze miskraam van een film plaatst Wilders netjes in een alsmaar groeiend rijtje populistische politici die, zolang het hun peilingen helpt, naar hartenlust van mening veranderen en provoceren, zogenaamd om het debat op gang te helpen. Het begon met de zogenaamde "professor" Pim Fortuyn, die helaas vermoord werd voordat hij als politiek leider ontmaskert zou worden door het stelletje corrupte en incompetente politici dat hij onder de banier LPF had verzameld. Het vervolg diende zich aan in de vorm van een verongelijkte Somalische, die zich het land binnen had gelogen maar toch zonder blikken of blozen het beleid van Rita Verdonk steunde. Nadat Hirsi Ali haar punt had gemaakt, namelijk dat zij door de profeet Mohammed zelf besneden was, vertrok zij naar Amerika, en was het toneel voor Geert alleen. Tot dusver, maar zijn opvolger dient zich alweer aan. Ehsan Jami, de aandachtsgeile relnicht van het Comité van Ex-moslims, gaat een film maken die de pedofilie van de profeet expliciet in beeld brengt. In spanning wacht ik met de rest van Nederland op deze volgende zege van het vrije woord.