25 mei 2008

De principes van Maxime Verhagen

"Ik wil u graag verzekeren dat we niet zullen toestaan dat dit opnieuw gebeurt". Maxime verhagen liet er op 18 mei geen twijfel over bestaan. Nederland, medeorganisator van de VN racismeconferentie 2009, zou niet instaan voor een herhaling van wat zich bij de vorige editie ontspon. Tijdens die bijeenkomst in Durban, Zuid-Afrika, hadden enkele Arabische landen getracht om Israël in de slotverklaring van racisme te beschuldigen. Dit zou de minister deze maal voorkomen, omdat het onaanvaardbaar zou zijn dat Israël "aangeklaagd [wordt] door landen die nog zo'n lange weg te gaan hebben in termen van democratie en respect voor mensenrechten". De Arabische barbaren tegenover de verlichte Zionisten. Het is een contrast dat het ongetwijfeld goed deed bij zijn publiek. Verhagen deed zijn uitspraken in een speech voor het CIDI (ook wel bekend als het Centrum voor Intrige en Desinformatie Israël) ter ere van de 60e geboortedag van Israël.

Het mag bekend zijn dat het huidige kabinet, onder aanvoering van Verhagen, een buitenlands politiek wil voeren die gestoeld is op mensenrechten en internationale juridische verdragen. De minister heeft hier al een aantal maal over uitgewijd, bijvoorbeeld in de nota “Naar een menswaardig bestaan” waarin hij het concept omschreef, en begin dit jaar nog in een speech aan de universiteit van Utrecht. Door zich over Israël bijna uitsluitend onkritisch uit te laten, en door het voortdurend prijzen van de Zionistische staat, ondermijnen Verhagen en zijn collega-ministers echter hun eigen mensenrechtenbeginselen, om nog maar te zwijgen van hun eigen geloofwaardigheid. Deze situatie bestaat uiteraard al langer, maar kwam de afgelopen weken weer pijnlijk voor het voetlicht met alle plechtigheden rondom het 60-jarig bestaan van Israël.

Om de hypocrisie van Verhagen c.s. te tonen zal ik een aantal kwesties bespreken die de minister in zijn Utrechtse speech zelf naar voren heeft geschoven als speerpunten van zijn mensenrechten agenda.

1. Verhagen zegt dat er niet gemarteld mag worden, onder geen enkele omstandigheden, punt.
Het is inmiddels algemeen bekend dat Israël al meerdere decennia Palestijnse gedetineerden op systematische wijze martelt. Mensenrechtenorganisaties zoals Human Rights Watch, Amnesty International en het Israëlische Bet’selem hebben stuk voor stuk lijvige rapporten geschreven over de folteringen van de Shin Bet (de Israëlische binnenlandse veiligheidsdienst) en het Israëlische leger. Het is analoog aan de praktijken in Abu Ghraib en Guantanamo, waar Verhagen zelf van zegt te gruwen, en in veel gevallen nog erger. Er is echter een belangrijk verschil: bij Abu Ghraib volgde een rechtszaak en verantwoordelijke militairen werden in de VS gestraft. Israëlische militaire en politiemensen kunnen daarentegen zorgeloos martelen zonder te vrezen voor vervolging. Israël laat haar soldaten vrijwel altijd straffeloos folteren.

2. Verhagen zegt qua mensenrechten niet lokaal gebruik, maar de universele norm van belang is.
Het Israëlisch hooggerechtshof heeft al een aantal maal gesteld dat Israël niet hoeft te voldoen aan internationale verdragen, die het wel heeft getekend, over bijvoorbeeld oorlogsrecht en mensenrechten. Voor het hooggerechtshof staat Israël boven de internationale wet. Israël gedraagt zich al jaren naar deze uitspraken, bijvoorbeeld door het negeren van een hand vol VN Veiligheidsraadresoluties, en de mening van het Internationaal Gerechtshof over de bouw van de illegale muur in de bezette gebieden. Kortom, in Israël is het lokale gebruik het belangrijkste, en heeft men lak aan de internationale norm.

3. Verhagen zegt dat “Nederlandse inspanning om vrede en veiligheid te bevorderen nauw moet aansluiten bij onze inzet op het gebied van mensenrechten”.
De Nederlandse regering wil, en zet zich in voor, vrede in het Midden Oosten, dat lijdt geen twijfel. Maar gaat dit ook gepaard met inzet op het gebied van mensenrechten? Het kabinet, met Verhagen voorop, is nagenoeg kritiekloos tegenover de talloze Israëlische mensenrechtenschendingen die jaarlijks worden gedocumenteerd door organisatie als Amnesty en Bet’selem. Een voorbeeld: Israël is feitelijk nooit gestopt met het bouwen van illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Na elke “stap” in het vredesproces kregen de religieuze fundamentalisten die de Westoever koloniseren weer een uitbreiding cadeau. Wat zegt Verhagen over deze praktijken die in strijd zijn met het internationaal recht en wier illegaliteit niemand betwist? Trekt hij ten strijde tegen deze flagrante schending van de rechten van de Palestijnen? Dreigt hij met het stopzetten van economische samenwerking als dit onrecht niet gestopt wordt? Niet bepaald. Hij vindt de kolonies “contraproductief” en is bang dat ze de “goede wil” van Israël in het twijfel zullen trekken. Deze woorden sprak hij tijdens de Herziliya conferentie, een soort meerdaagse lofzang op de verworvenheden van het Zionisme, waar Verhagen maar al te graag zijn opwachting maakte. In plaats van Israël te veroordelen, wat men gezien zijn “principes” zou mogen verwachten, doet hij zijn best om de waarheid zo zacht mogelijk te brengen. Verhagen hoopt op vrede in het Midden-Oosten, maar is niet bereid om daar inzet voor de mensenrechten aan te koppelen.

Zomaar drie voorbeelden. Als andere speeches en teksten van Verhagen zouden worden aangehaald zou de lijst nog vele pagina’s door kunnen gaan. Dat is geen kwaliteit van ondergetekende; de minister maakt het diegene die zich daarop toelegt vrij eenvoudig. Het mensenrechtenbeleid van Verhagen is een farce. Het kost de minister geen moeite om Chinezen, Arabieren, Soedanezen en andere usual suspects het vuur aan de schenen te leggen, maar als het over Israël gaat, waarover de mensenrechtenorganisaties net zo eensgezind zijn, zingt hij vele tonen lager.

Dat de houding van Verhagen jegens Israël belachelijk is in de context van zijn “mensenrechtenprincipes” lijdt geen twijfel. Voor een gedetailleerd beeld van hoe belachelijk het precies is, is het boek Beyond Chutzpah van de Amerikaanse academicus Norman Finkelstein een aanrader. Finkelstein, zelf joods en zoon van twee Holocaustoverlevers, fileert op magistrale wijze de mythe van Israël als lichtend voorbeeld voor andere staten in het Midden-Oosten. De verschrikkingen die decennia van bezetting voor de Palestijnse bevolking hebben betekend worden geschetst aan de hand van talloze rapporten van de VN en mensenrechtenorganisaties. Ook laat Finkelstein zien dat het bestempelen van Israël als een fundamenteel racistische staat helemaal niet zo belachelijk is als Verhagen het voordoet. De voorbeelden zijn legio: het Zionisme is bijvoorbeeld gestoeld op het idee dat joden meer recht hebben op Palestina dan haar daadwerkelijk inwoners. Palestijnse burgers worden door het Israëlische leger van hun eigen land verjaagd om plaats te maken voor illegale joodse nederzettingen. De Westelijke Jordaanoever is bedekt met een grofmazig netwerk van snelwegen waar uitsluitend joden gebruik van mogen maken. Israël kent zo’n 20 wetten die iemand van joodse afkomst expliciet bevorderen ten opzichte van niet-joden. Als vergelding voor Palestijnse terreurdaden worden dikwijls huizen van vermeende terroristen (en hun families) door het Israëlische leger tegen de vlakte gegooid, hetgeen de huizen van Joodse terroristen nooit overkomt.1 Palestijnen worden stelselmatig gediscrimineerd als het gaat om waterrechten, landbouwrechten, bouwrechten, en uiteraard mensenrechten. Als dat geen racisme mag heten, dan is de term ontdaan van al haar waarde.

De echte obstakels die vrede in het Middenoosten in de weg staan zijn niet symbolische daden zoals een verklaring die Israël als racistisch wil bestempelen. Het probleem ligt eerder bij Amerikaanse en Europese politici zoals Verhagen, die al decennia lang de mond vol hebben van mensenrechten, maar tegelijkertijd energieke apologisten van Israël zijn en altijd paraat staan om haar acties te vergoelijken. De Palestijnen en hun Arabische bondgenoten zijn uitermate zwak, en kunnen geen tegenwicht bieden aan de door het Westen gesubsidieerde economische en militaire kracht van Israël. Zij zijn dus op ons aangewezen om hun rechten te verwerven en beschermen tegen Israëlische agressie. Bij de 60e verjaardag van de Zionistische staat wordt het nu toch eindelijk tijd om haar verantwoordelijk te houden voor haar acties, en druk op haar uit te oefenen om haar beleid te wijzigen. Om nogmaals Verhagen te citeren, “mensenrechten gelden voor iedereen, altijd en overal”. Laat hem deze uitspraak serieus nemen, en laat hem Israël ter verantwoording roepen en zijn “betrokkenheid omzetten in daden”.

1. “Joodse terroristen” zult u denken, “bestaan die dan”? Wel degelijk. Denk aan Yigal Amir, de moordenaar van Rabin, Baruch Goldstein, en de talloze kolonisten die met regelmaat het vuur openen op Palestijnse boeren in de buurt van hun illegale nederzettingen.