04 juni 2009

Van Perestrojka tot Poetin

Hoe Stalin weer populair werd
geschreven voor de SIB publicatie Atlas

Diegenen die na de militaire parade in Moskou op de Dag van de Overwinning dit jaar niet meteen naar huis gingen konden nog een tweede optocht meemaken. Nadat de soldaten, pantserwagens en intercontinentale raketten de aftocht hadden geblazen volgde de herdenkingsmars van de Russische communistische partij. Duizenden mensen droegen rode vaandels, Sovjetvlaggen en afbeeldingen van Stalin, de man die voor Rusland WOII zou hebben gewonnen. Het blijft een raar idee: Russische burgers die in Stalin een man vereren die miljoenen landgenoten heeft laten executeren, verhongeren of doodwerken. En dan te bedenken dat Josef Vissarionovitsj Djugasjvili, geboren te Gori, Georgië, niet eens een Rus was.

Hoe erg moet het gesteld zijn met een land voordat men een massamoordenaar eert? Het zijn namelijk niet alleen de verstokte communisten die tegenwoordig de lofzang afsteken over de man die meer mensen de dood injoeg dan Hitler. Stalin wordt in Russische regerings- en nationalistische kringen steeds meer salonfähig. Orlando Figes, de bekende Britse historicus wiens boek “De Fluisteraars” een afschrikwekkend beeld geeft van het dagelijks leven onder Stalin, sprak over het onderwerp toen hij begin dit jaar in Nederland een lezing gaf. Volgens Figes wordt Stalin langzaam gerehabiliteerd: schoolboeken verzwijgen zijn misdaden, zijn rol als overwinnaar in WOII wordt benadrukt en Memorial, de organisatie die zich inzet voor slachtoffers van de Stalin-terreur, wordt aan alle kanten onder druk gezet.

Perestrojka


Figes meent dat de oorsprong van deze Sovjet- en Stalin-nostalgie gezocht moet worden in het groeiende Russisch nationalisme. Als men de geschiedenis van Rusland sinds de desintegratie van de Sovjet-Unie bestudeerd is het inderdaad begrijpelijk waarom veel Russen met trots terugkijken op een tijd waarin Rusland, onder de vlag van de Sovjet-Unie, een machtige staat was. Het Sovjetimperium overwon immers Nazi-Duitsland, maar bleek niet opgewassen tegen de politieke en maatschappelijke hervormingen van Mikhail Gorbatsjow. Het is wrang dat Gorbatsjow door velen wordt gezien als de beul van de Sovjet-Unie. De laatste secretaris-generaal van de communistische partij geloofde in de socialistische staat. Glasnost en Perestrojka waren bedoeld om de Unie te moderniseren en het leven van haar burgers te verbeteren. Het militair-industrieel complex dat bijna elk aspect van de economie in haar greep had zou ingekapseld worden, en de vrijgekomen productiecapaciteit zou aangewend worden voor burgerdoeleinden. Gorbatsjow realiseerde zich echter niet dat de op militaire leest geschoeide samenleving geen aspect van de Sovjet-Unie was, maar de essentie van de staat. De Unie was gesmeed in het vuur van de Russische burgeroorlog, en de oorlogsmentaliteit had zich dusdanig diep in haar bewustzijn genesteld dat het ter discussie stellen ervan uiteindelijk leidde tot haar ondergang.

Toen de hervormingen van Gorbatsjow de raison d’être van de Sovjet-Unie, oorlog, ondermijnden was zij niet langer bestand tegen de centrifugale krachten die uitgingen van de deelrepublieken. De Baltische republieken, Oekraïne, Georgië enz., één voor één verklaarden de voormalige SSR’s zich onafhankelijk. Poetin heeft deze gebeurtenis sindsdien de “grootste geopolitieke ramp van de 20e eeuw” genoemd. Een hoge Russische generaal zou begin jaren ’90 hebben gezegd dat Rusland wederom een Brest-Litovsk in de maag was gesplitst, dit keer zonder dat een schot gelost was. De desintegratie van de Sovjet-Unie werd in sommige kringen als een ramp ervaren, maar niet door de meeste burgers. Die hadden jaren gezucht onder een regime dat ruimtestations kon bouwen maar niet in staat was om de bevolking goed te voeden. De gewone Rus werd nu westerse democratie en welvaart in het vooruitzicht gesteld, maar het zou niet lang duren voordat hij zich door de grootscheepse veranderingen bedrogen zou voelen.

Jeltsin


Om te begrijpen waar het huidige nationalistische, en deels antiwesterse sentiment in de Russische samenleving vandaan komt, is Jeltsin onmisbaar. Hij trok de Russische federatie terug uit de Sovjet-Unie, waardoor van de superstaat feitelijk alleen een lege huls overbleef. Het was ook Jeltsin onder wie Rusland zijn status als supermacht verloor. Hij was overduidelijk een lieveling van het westen en zette de eens zo gevreesde kernmacht voor schut door dronken in het openbaar te verschijnen. Maar eigenlijk is de malaise die Rusland onder Jeltsin doormaakte niet te begrijpen zonder een andere naam te noemen, één die waarschijnlijk minstens zo belangrijk is. Jegor Gaidar, de eerste premier onder president Jeltsin, was in 1992 verantwoordelijk voor het invoeren van economische hervormingen. Samen met minister van Staatseigendommen Anatoli Chubaïs implementeerde Gaidar het programma dat de economie van Rusland in korte tijd van volledig genationaliseerd tot grotendeels geprivatiseerd moest transformeren. De transformatie zou verlopen via de “schok therapie” doctrine, vooral geassocieerd met de Amerikaanse econoom Jeffrey Sachs, die destijds adviseur was van Jeltsin. “Schok therapie” voorzag in de bliksemsnelle privatisering van bijna alle onderdelen van de Russische economie en het loslaten van alle economische controles die de staat onder het communisme hadden gekenmerkt. Deze hervormingen hadden uiteindelijk veel meer invloed op het leven van de gewone Rus dan de politieke hervormingen die Jeltsin doorvoerde.

De “schok” bleek te hevig voor de Russiche economie. Marshall Goldman noemt het in zijn fascinerende economische geschiedenis van die tijd een “slecht advies op een slecht moment”, en beschrijft de gevolgen. Binnen een korte periode in 1992 vermenigvuldigden de prijzen zich met een factor 26. Pensioenen en spaargeld werden waardeloos, het aantal armen vertienvoudigde en het bruto nationaal product halveerde. Maar waar het gros van de Russische bevolking in rap tempo armer werd ontstond tegelijkertijd een kleine kliek rondom de machthebbers die een fabelachtige rijkdom vergaarde. Dankzij mazen in de hervormingswetten en de algehele bureaucratische en reglementaire nevel waarin de privatiseringen van staatsbedrijven gehuld ging lukte het een kleine groep investeerders en oude partijbazen, inmiddels bekend als de “oligarchen”, om staatseigendom voor een fractie van de waarde op te kopen.

Het fiasco leek compleet: het eens zo machtige Rusland was gereduceerd tot de bedelstaf, afhankelijk van het Westen voor economisch advies, leningen en hulp. De eens zo indrukwekkende industrie was verpatst aan een groepje speculanten die onder de bevolking geen al te best imago hadden. Jeltsin won ternauwernood, en dankzij forse buitenlandse bijstand, in 1996 de verkiezingen van de communisten. Maar de economische crisis van 1998, die wederom voor enorme inflatie zorgde, betekende het einde van het vertrouwen dat het electoraat in haar president had. In plaats van het imago van de man die Rusland een nieuw, democratisch tijdperk inleidde werd Jeltsin de man die de Russische macht verkwanselde en de staat ondergeschikt maakte aan haar westerse geldschieters.

Poetin


Niemand verwachtte eigenlijk dat Jeltsin op 31 december, 1999, zou aftreden en het presidentschap aan de destijds premier Vladimir Poetin zou laten. Dat Poetin vervolgens de verkiezingen won schepte minder verbazing. Al snel werd duidelijk wat voor beleid de nieuwe president nastreefde. Poetin stelde per provincie een gouverneur aan die alleen aan hem verantwoording verschuldigd was. Steeds meer televisiezenders en andere media kanalen kwamen onder invloed van het Kremlin en schonken geen aandacht meer aan serieuze oppositiepartijen zoals Jabloko, waardoor deze gemarginaliseerd werden. Het Russische parlement, de Doema, fungeerde uiteindelijk als niets meer dan een poppenkast waar het Kremlin de touwtjes in handen had. En ook de oligarchen moesten naar de pijpen van de regering dansen. Weigerden zij dit, dan volgde ballingschap (Boris Berezowski) of opsluiting (Mikhail Khodorkowski). Poetin stond voor centralisatie, controle over, en een soms hardhandig herstel van orde in, de samenleving.

De tweede Russische president had en heeft het imago van een man die orde op zaken stelt, en de Russen weer trots op hun land laat zijn. Dat dit beeld in grote lijnen niet klopt (de corruptie is onder Poetin bijvoorbeeld eerder toegenomen and teruggedrongen) doet niet ter zake. Het imago wordt zorgvuldig gecultiveerd door Russische media, die een soort persoonlijkheidscultus rondom de (inmiddels) premier hebben geschapen. Na de chaos van de Jeltsin-jaren verlangde veel Russen ook naar sterk leiderschap, en Poetin begreep dat. Zelfs nu hij geen president meer is wordt Poetin nog steeds door de media als de man van de actie geportretteerd. De president, Medvedev, wordt vaak in beeld gebracht bij besprekingen of bij culturele evenementen. Poetin wordt steevast gefilmd bij de opening van fabrieken, op werkbezoek in de provincie, of op andere plekken waar daadwerkelijk arbeid wordt verricht.Bij een krachtige president/premier hoort uiteraard een krachtige staat. Om deze krachtige staat te bekostigen had Poetin tijdens zijn presidentschap de wereldeconomie mee. De Russische economie is voor een groot deel afhankelijk van de export van grondstoffen, en de prijzen daarvan stegen gedurende de eerste jaren van de 21e eeuw voortdurend. De armoede ging omlaag, evenals het aantal werkelozen, en de middenklasse groeide in omvang. Diezelfde middenklasse verzette zich nauwelijks tegen de inperkingen van hun vrijheden zolang het ze economisch voor de wind ging. Het is daarom opmerkelijk om te zien dat de opkomst van het Russische nationalisme steeds merkbaarder wordt terwijl het economisch slechter gaat met het land.

Poetin heeft het Russisch nationalisme uiteraard niet uitgevonden: al in 1996 was de derde serieuze kandidaat voor het presidentschap, na Jeltsin en de communist Zjuganow, de ultranationalist Vladimir Zjirinowski. Maar waar Zjirinowski altijd als plat en extreem werd gezien speelt Poetin de nationalistische kaart veel slimmer. Met kleine en grotere daden wordt ingespeeld op de nationale trost van de gewone Rus: de militaire parades (dit jaar de grootste sinds de Sovjet-tijd), de verkenningsvluchten boven de Stille Oceaan, tot en met het duikbootje dat een Russische vlag plantte op de bodem van de Arctische Oceaan. En langzaamaan wordt duidelijk welk doel het nationalisme heeft: naarmate het economisch slechter gaat, en de kritiek op de regering voorzichtig groeit, wordt de nationalistische kaart steeds openlijker en vaker gespeeld. Rusland als sterke staat, maar ook Rusland dat bedreigt wordt door buitenlandse mogendheden die via zogenaamd dubieuze NGO’s proberen om haar de les te lezen. Het is, nogmaals, opmerkelijk dat, juist nu een op de vijf Russen zijn baan heeft verloren, de grootste en mooiste militaire parade sinds de jaren ’80 wordt georganiseerd. Of dat het Kremlin juist nu hoog inzet op het benadrukken van het glorieuze verleden van de Sovjet-Unie, en zelfs Stalin. De onvrede onder de bevolking over de economische situatie en de schaamte over de jaren ’90 worden bestreden met beelden van een groots verleden en een grootse staat (onder aanvoering van een sterke leider). Maar feitelijk is het een poging de huidige problemen te bagatelliseren en het functioneren van de regering te vrijwaren van kritiek. De rehabilitatie van Stalin staat in deze symbool voor het huidige beleid: alleen het goede benadrukken, de ogen sluiten voor de negatieve aspecten en enige kritiek op die houding verwerpen.

Stalin zelf zou de manier waarop Poetin omgaat met oppositie niet hebben goedgekeurd: niet rigoureus genoeg. Maar terwijl Rusland haar tweede decennium als “democratie” afsluit is de Overwinningsdag parade niet het enige wat teruggrijpt op de Sovjettijd.

20 april 2009

Kiezen in Rwanda

Met de vorige vrouwelijke Rwandese regeringsleider liep het slecht af. Agathe Uwlingiyimana was exact 14 uur staatshoofd. Vanaf het moment dat president Juvenal Habyarimana met zijn vliegtuig werd neergeschoten, op de avond van 6 april, 1994, tot de volgende ochtend. Toen werd zij, ondanks de aanwezigheid van een VN escorte, zelf vermoord door de presidentiële garde. Uwlingiyimana, een Hutu, werd doodgeschoten nadat haar de toegang was ontzegd tot de studio’s van Radio Rwanda, waar zij een nationale oproep tot kalmte wilde doen. De moord was een van de openingssalvo’s van de Rwandese genocide, die tussen april en juli 1994 aan bijna een miljoen mensen het leven zou kosten.

Bijna precies 15 jaar na de dood Uwlingiyimana gaf Victoire Umuhoza een lezing bij de SIB. Mw. Umuhoza, eveneens Hutu en leider van de Rwandese oppositiepartij Force Démocratiques Unifiées (FDU), wil zich kandidaat stellen voor de presidentsverkiezingen in Rwanda van 2010. Tijdens haar lezing verwoordde ze een standpunt dat in de westerse media maar weinig wordt belicht: de huidige president van Rwanda, de voormalig rebellenleider Paul Kagame, behoort, wegens medeplichtigheid aan de genocide van 1994, in de gevangenis. Daarnaast staat de president echte verzoening tussen Hutu’s en Tutsi’s in de weg, omdat hij de genocide, en de bijbehorende justitiële processen, misbruikt voor politieke doeleinden. Ook zou Kagame, ondanks zijn officiële standpunt dat “Hutu’s en Tutsi’s niet bestaan”, zijn eigen etnische groep, de Tutsi’s, op allerlei subtiele en minder subtiele wijzen voortrekken”. Op die manier groeien de frustraties en zal Kagame op den duur een nieuwe genocide veroorzaken,” volgens Umuhoza. Vijftien jaar na de genocide is de politiek van etnische verdeeldheid nog steeds springlevend in Rwanda.

Als buitenstaander is het moeilijk oordelen of Kagame de genocide inderdaad misbruikt. Maar het lot van de vorige Hutu-partij van enige omvang spreekt boekdelen. De Mouvement Démocratique Républicain werd in 2006 verboden na aantijgingen dat het genocide jegens Tutsi’s zou voorstaan. De toenmalige leider van de partij, Pierre Celestin Rwigema, was op dat moment al wegens soortgelijke beschuldigingen gevlucht naar de VS. Bewijs voor de deelname van Rwigema aan de genocide is nooit gevonden.

Zal de FDU hetzelfde overkomen? Umuhoza zelf is moeilijk te beschuldigen van deelname aan de massamoord: zij was tijdens de gebeurtenissen in Rwanda niet in het land. Maar de genocide speelt ook in het verhaal van haar partij een macabere figurantenrol. Philip Gourevitch stelt in zijn boek over de genocide, We Wish To Inform You That Tomorrow We Will Be Killed With Our Families (1998), dat de Rassemblement Républicain pour la Démocratie au Rwanda, een voorloper van de FDU waarvan Umuhoza tevens de leider was, slechts als front diende voor Hutu legerleiders en génocidaires die zich in de Congo schuilhielden. Zo’n beschuldiging is natuurlijk snel gemaakt, en bijna onmogelijk te bewijzen dan wel ontkrachten.

Tijdens haar lezing stelde Umuhoza dat etnische verzoening de enige mogelijkheid is op een goede toekomst voor haar land. Etnische verzoening die dus door het huidige regime wordt tegengewerkt. De mogelijkheid om bij haar politieke strijd geweld te gebruiken wees ze resoluut van de hand, zelfs als Kagame het haar onmogelijk zou maken om mee te doen aan de presidentsverkiezingen. “Want,” zei ze, “de manier waarop een regering aan de macht is gekomen spiegelt zich in haar regeerperiode”. Met andere woorden: als je met behulp van repressie en geweld aan de macht komt, zal je regeerperiode gewelddadig en repressief zijn. Als bewijs hiervoor wees ze opnieuw op het bewind van Kagame, die de Rwandese bevolking stevig onder de duim houdt en al twee oorlogen in het buurland Congo heeft gevoerd.

Umuhoza is zeker van haar overwinning in de verkiezingen volgend jaar, zo zegt ze zelf. Al is het maar omdat de Rwandezen schoon genoeg hebben van Kagame. Absolute voorwaarde is wel dat de verkiezingen eerlijk verlopen, en hiervoor doet ze met klem een beroep op de internationale gemeenschap. Eerlijke, door internationale waarnemers geobserveerde verkiezingen, dat is volgens Umuhoza haar enige kans op het presidentschap, en voor haar land de enige kans op echte verzoening. Alleen dan zullen Kagame en zijn kliek verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun rol in de gebeurtenissen van 1994 en komt een einde aan de gerechtigheid van de overwinnaars.

Het is te hopen dat de partij van Umuhoza, in tegenstelling tot de MDR, wel een eerlijke kans zal krijgen in Rwanda. Ook is het te hopen dat, mocht ze winnen, het haar beter zal vergaan dan haar voorganger Uwlingiyimana. Overigens werden indertijd samen met Uwlingiyimana tien Belgische VN soldaten vermoord waarna de VN het gros van zijn soldaten terugtrok. De 270 achtergebleven blauwhelmen konden vervolgens uiteraard niets doen om de massamoord te stoppen. De VN slaagde er in 1994 niet in om Uwlingiyimana en de Rwandese bevolking te beschermen. Het falen van toen schept nu verplichtingen. De internationale gemeenschap, met de VN voorop, is het de Rwandese bevolking verplicht om alles in het werk te stellen om de presidentsverkiezingen van komend jaar eerlijk en open te laten verlopen. Of Victoire Umuhoza dan zal winnen valt te bezien, maar hopelijk zijn eerlijke verkiezingen de aanzet die Rwandezen nodig hebben om, bijna 60 jaar na de onafhankelijkheid, de politiek van etnische verdeeldheid achter zich te laten.

15 januari 2009

Het ethisch besef van het kabinet: zoek in de woestijn

Het NRC wijdde afgelopen zaterdag uitgebreid aandacht aan de wroeging die veel CDA’ers dezer dagen ervaren. Een oordeel vellen over de kwestie Israël-Palestina is volgens oud CDA-minister Piet Bukman “hartstikke lastig”. Als christendemocraat heb je het inderdaad maar moeilijk tegenwoordig. De grens tussen goed en fout is flinterdun. Nederlandse militairen die in Nederlands-Indië honderden burgers (waaronder kinderen) ombrengen omdat sommigen vermeend terrorist/vrijheidsstrijder zijn? “Fout!” Het Israëlische bezettingsleger dat in Gaza dezer dagen precies hetzelfde doet? “Goed!” Aldus sprak Maxime Verhagen, apostel der mensenrechten, maar waar het Israël betreft even niet. Ik heb het wel met Maxime te doen. Hij spant zich hard in om over te komen als een politicus die ontzettend begaan is met het humanitair recht. Maar juist in de periode dat hij minister is woedt in Gaza een conflict waar de Israëli’s dagelijks het mensen- en oorlogsrecht schenden, en kan hij er uit ideologische (of zelfs electorale) overwegingen niks van zeggen! Hij probeert het wel: de raketaanvallen van Hamas (11 burgerdoden sinds 2004) zijn volgens Verhagen “oorlogsmisdaden”. Maar al snel gaat hij weer de mist in: de Israëlische aanvallen op Gaza (honderden burgerdoden sinds 27 december) zijn “volledig legitiem”.

De hypocrisie van Verhagen is een symptoom van een wijder probleem: de kaping van het kabinet door christen-conservatieven, die ingefluisterd worden door christen-fundamentalisten. De socialisten sputteren wel tegen, maar hechten toch meer aan het pluche dan aan hun progressieve waarden. Hoe anders te verklaren dat een PvdA-staatssecretaris met droge ogen aan de kamer kan melden dat de Tour de France proloog wellicht niet in Nederland verreden kan worden omdat een stel gristengemeentes in Zeeland zo aan zondagsrust hechten? Van ophef uit rationele hoek om dit soort christen-excessen is in Nederland tegenwoordig geen sprake meer. Subsidies voor christelijke organisaties die homo’s willen genezen, of gereformeerde ambtenaren van de burgerlijke stand die ze niet willen trouwen? Moet kunnen. Andries Knevel die via de publieke omroep (lees: met belastinggeld) het creationisme aan de man brengt? Ach ja… En anno 2009 hebben we met de SGP in Nederland nog altijd een partij in het parlement die expliciet vrouwen discrimineert. En dat alles zonder al te veel ophef. Maar laat een Islamitische agente het vooral niet proberen om een hoofddoekje om te doen! Dan gaat heel Nederland op zijn seculiere strepen staan, en zijn we opeens te verlicht voor dat soort “middeleeuwse” praktijken.

De casus Gaza is echter onovertroffen in de manier waarop het de hypocrisie inzake Israël en moslims illustreert. Het kabinet doet de ene lachwekkende uitspraak na de ander. Op 14 januari steunde zij in de Tweede Kamer een motie die zegt dat een onderzoek moet worden ingesteld “als internationale organisaties twijfelen of het oorlogsrecht wordt geschonden”. Heeft het kabinet soms geen internet? Zomaar wat citaten van verschillende toonaangevende internationale organisaties: de VN zegt dat de Palestijnse rechten onder artikel 38 van de Geneefse Conventie “met voeten zijn getreden tijdens deze crisis.” Human Rights Watch zegt dat Israël onmiddellijk moet stoppen met het “wederrechtelijk gebruik van witte fosfor.” En Amnesty heeft de totale blokkade van Gaza betiteld als een “collectieve straf” en Israël gemaand te stoppen met haar “wederrechtelijke aanvallen”. Kortom, er is nauwelijks een serieuze internationale organisatie te vinden die niet denkt dat Israël het oorlogsrecht schendt. Het meest belachelijke deel van de kabinetsverklaring is echter het volgende: de regering vindt het Israëlische geweld niet excessief omdat “Nederland geen objectieve gegevens over Israëlische gevechtshandelingen” heeft en daarom kan “niet worden vastgesteld of Israël buitensporig geweld gebruikt.” Nu is het interessant om op te merken dat het de regering, en de rest van de wereld, veelal ontbreekt aan objectieve gegevens omdat Israël geen journalisten toelaat in Gaza. Kortom, het standpunt van het kabinet is: “ vanwege de Israëlische mediablokkade kunnen wij niet vast stellen wat er precies gebeurt, dus veronderstellen we maar van uit dat ze zich keurig gedragen.” Dat is nog naïever dan het idee dat een spindoctor Ella Vogelaar had kunnen redden.

Voor alle duidelijkheid wil ik hier wel vaststellen dat de raketaanvallen van Hamas op Israël wel degelijk ook oorlogsmisdaden zijn, daar zij vaak expliciet op burgers gericht zijn. Maar Israël maakt in een dag onder Palestijnse kinderen hetzelfde aantal slachtoffers als alle Qassam raketten sinds 2004. Je moet wel heel diep in het Golan Heights Winery glaasje hebben gekeken voordat je oprecht kan beweren dat de Israëlische aanval proportioneel is. Het is niet tand om tand, het is eerder tand om gebit. “Ja maar,” roepen de apologisten voor Israël dan, “Israël probeert geen burgers te doden en Hamas wel!” Dat zou kunnen. Maar voor een leger dat er zogenaamd alles aan doet om burgerdoden te voorkomen is de Israëlische bezettingsmacht uitermate bedreven in het ombrengen van niet-strijders. Bovendien maakt intentie in dit geval niets uit: als je met dergelijk zwaar wapentuig de dichtstbevolkte regio van de wereld bestookt kan je naderhand niet verrast zijn dat er ook burgers zijn omgekomen. Daar draagt Israël de volle verantwoordelijkheid vol. En dat is niet alleen zo volgens mij, maar ook volgens het internationaal oorlogsrecht.

Maar genoeg over de Joodse en Islamitische extremisten, en terug naar wat voor ons het kernprobleem is: de lokale christenfundamentalisten. Al jaren kijkt de Nederlandse regering toe terwijl Israël de ene oorlogsmisdaad na de ander begaat: het collectief straffen van de bevolking van Gaza, de beschietingen waarbij tientallen burgerdoden vallen, de illegale kolonies op de Westoever, enz. En nu de situatie uit de hand loopt, nu hét moment zich voordoet om echt op de bres te springen voor mensenrechten, geeft de regering niet thuis. En waarom niet? Omdat zij onder de invloed is van een stel christenen dat diep in hun hart echt gelooft dat God het land van Israël aan de joden heeft geschonken, en die heidense moslims liever nog vandaag daaruit ziet vertrekken. Dat is de strekking van de “bijzondere band” die Verhagen en de ChristenUnie c.s. met Israël hebben: één die voortkomt uit een dogmatisch en uiterst discriminerende kijk op de zaak. En dat vind ik nu middeleeuws.