26 november 2007

Ellian + column = onzin

Afshin Ellian, een markant type.

Leidens eigen rechtsgeleerdekabouter is, samen met Leon de Winter, misschien wel de enige echte neoconservatief van Nederland. Samen behelzen ze alle aspecten die een goed neoconservatief moet bezitten: felle polemiek voeren, altijd pro-Bush zijn, ad nauseam pro-Israël zijn, uiteraard diep islamofoob, en, wellicht de belangrijkste eigenschap, een uiterst utilitaire bereidheid om feiten te neger, verdraaien of te falsificeren. Ellian heeft de kunst goed afgekeken van zijn intellectuele broeders in de VS: Dick Cheney, Paul Wolfowitz, Bill Kristol, en, meest recentelijk, Norman Podhoretz. Ook heeft hij de bizarre kwaliteit die veel uiterst rechtse types in Amerika ook hebben: ze waren vroeger links. Net zoals bijvoorbeeld Christopher Hitchens en David Horowitz had Ellian vroeger sterke linkse sympathieën, hij was zelfs lid van een socialistische partij in Iran. Een zekere mediageilheid kan Ellian ook niet ontzegd worden. Waar de meer rechtse en bozige conservatieve types, zoals Paul Cliteur en Herman Philipse na de Hirshi Ali haussé alweer snel in de mediavergetelheid zijn verdwenen, weet Afshin van geen ophouden. Zie bij deze de wijze waarop hij deze zomer zijn slag wist te slaan uit de lachwekkende soap rondom de na-puberende martelaar voor de anti-islam, Ehsan Jami. Als de kippen was Ellian erbij om de media overal de schuld van te geven, als soort van Iraanse padrone op te treden voor zijn beschermeling, en uitgebreide klaagzangen af te steken over vrijheid van meningsuiting.

Maar toch wringt er iets bij Afshin. Hij is wel een neoconservatief, maar hij kan niet voluit gaan, en dat tergt hem. Hij heeft in Nederland niet de intellectuele speelruimte om zich in zijn columns echt op de lunatic fringe te begeven, zoals zijn Amerikaanse broeders dat wel kunnen. En daarom moet Ellian het hebben van insinuatie, en van suggestie. Dit alles kwam sterk door in de NRC column (24/11/2007) van de ex-Iraniër, ex-Moslim en ex-Socialist. In Amerika, ik noemde dit al in een vorige column, is de retorische oorlog met Iran al lang begonnen, en spreekt men over Wereld Oorlog III. In Nederland leeft dat sentiment niet zo, maar geen nood! Afshin Ellian is zoals gewoonlijk bereid om in de pen te klimmen teneinde de islamofobie aan te wakkeren en zijn eigen land van herkomst te demoniseren. Onder de vlammende titel “politieke religie + bom = ramp” steekt Ellian van wal met een prangende vraag: is er in de Iraanse geschiedenis ooit belangstelling geweest voor een kernwapen? “Ja”, zullen velen mensen die de historie van Iran kennen meteen zeggen, “die was er wel zeker”. De Shah van Iran, door Amerika en Engeland via een coup aan de macht geholpen ten kosten van de democratisch gekozen Mohammed Mossadegh, had daar wel oren naar. Terwijl zijn land actief en op grote schaal door de Amerikanen werd gesteund in het ontwikkelen van kernenergie, merkte de Shah in de jaren ’70 luchtig op dat Iran zeer snel een atoomwapen zou hebben.

Maar wacht, dit is niet bepaald een voorbeeld waar Afshin op zit te wachten. Het is immers de bedoeling om de Islam te demoniseren, en niet om Amerikaanse hypocrisie aan de kaak te stellen. Wat heeft Ellian ons te bieden? Een brief uit 1988 van Ayatollah Khomeinei. Een bericht van bijna 20 jaar geleden, van een geestelijke die al lang overleden is, geschreven in de context van de oorlog die Irak, met steun van de Verenigde Staten, tegen Iran voerde. Oja, en over die Irak-Iran oorlog: Ellian schuift de verantwoordelijkheid voor de duizenden doden van deze oorlog vlug even in de schoenen van die “dwaze imam”, Khomeiny. Iedereen die ook maar de Wikipedia pagina over deze oorlog heeft gelezen giert nu van het lachen en verbaasd zich erover dat Ellian Saddam Hussein en passant vrijpleit, maar vergeet niet: voor de echte neoconservatief doen feiten er niet toe, alleen ideologie. Terug naar die brief. Wat is het onmiskenbare bewijs dat de ayatollahs altijd al op kernwapens uit zijn geweest? Ellian komt in zijn stukje niet verder dan een zinnetje, waarin Khomeiny zegt dat de opperbevelhebber van het leger zegt dat het in toekomstige conflicten wellicht handig zou zijn als Iran kernwapens zou hebben. Pats boem! De smoking gun is een mushroom cloud, en Ellian heeft zijn insinuatie en suggestie aan de man gebracht. De wens van de generaal volgt overigens op een opsomming van een immense militaire macht van duizenden tanks en artillerie, dus het is duidelijk dat de opperbevelhebber aan het dagdromen is. Maar dat is niet belangrijk. Feiten, zijn niet belangrijk, het gaat om de achterdocht die Ellian probeert te zaaien. Gek genoeg bewijst de brief van Khomeiny, waarin hij besluit om de Iran-Irak oorlog te beeindigen, dat het regime in Teheran wel degelijk rationeel opereert. Ellian beaamt dit ook een aantal malen. Kortom, in het verleden heeft Iran zich altijd rationeel gedragen, maar als het om kernenergie gaat moeten wij van Afshin geloven dat alle stoppen doorslaan. Misschien, maar het Internationaal Atoomagenschap heeft de afgelopen maanden vrij definitief gesteld dat Iran niet bouwt aan een kernbom. Dit wordt door Ellian niet eens vermeld, terwijl het toch een actueel en pertinent feit lijk. Maar feiten, zo begrijpt u inmiddels, doen er niet toe.

Het hele stuk van Ellian is insinuatie, en achterdocht, maar in de laatste zin kan hij het toch niet meer houden, en maakt de echte neoconservatief zich van hem meester. Hij stelt in klare taal, en ik citeer: “Een politieke religie met kernwapens zal tot omvangrijke en onmenselijke oorlogen leiden”. Met andere woorden, Iran zal, met een kernbom, een atoomoorlog ontketen. Ellian blijkt naast rechtsgeleerde, dichter en politiek vluchteling ook opeens een waarzegger te zijn.
Hirshi Ali zit tussen de neoconservatieve zeloten van het American Enterprise Institute in Washington. Het wordt tijd dat Ellian daar ook zijn heil zoekt. Ze zullen hem met open armen ontvangen, en als hij eerlijk is, weet hij zelf ook dat hij daar gelukkiger zal zijn. Het zou een gewin zijn voor het Nederlandse Islam- en Iran-debat.

19 november 2007

De wet gekraakt

Er is in Nederland een misdaad die legaal is, en die misdaad heet hier “kraken”. De gebeurtenissen in Amsterdam van de twee weken geleden hebben voor de zoveelste maal voor het voetlicht gebracht wat voor misdadigers zich eigenlijk bezig houden met deze praktijk. Tijdens het ontruimen van een gekraakt pand aan het Damrak meldde de politie de vondst van een volgens hen levensgevaarlijke constructie. Een balk die het dak ondersteunde was aangesloten op een bewegingssensor en een lier, die bij het betreden van de kamer een deel van het dak naar beneden zou laten vallen. Een valstrik die, als hij gewerkt had, waarschijnlijk zou hebben geleid tot ernstige verwonding bij de agenten. Het verhaal werd uiteraard onmiddellijk ontkent door krakerwoordvoerster Monica. Het zou verzonnen zijn door de politie, en om de zogenaamde “krakers” vrij te pleiten werden er gisteren foto’s van de gewraakte constructie op de extreemlinkse website Indymedia gepost. Hierop waren de bewegingsensor en het motortje te zien. Een week later toonde de politie haar foto’s in de gemeenteraad. Vrijwel alle raadsleden, inclusief diegene van krakersvriendelijke partijen als de PvdA en Groenlinks, onderschreven de conclusies dat hier sprake was van een booby-trap, en dat het verweer van de krakers nergens op sloeg. Dit is niet de eerste poging tot moord van deze diefstalplegers: in Maart van dit jaar trof de politie bij het ontruimen een brandbom boobytrap aan in een gekraakt Amsterdams pand. Vorig jaar bekogelden zogenaamde “krakers” de ME puntige stalen buizen die dwars door de schilden van de agenten boorden. Zelfs de meest zelfgebreide geitenwollen sok kan het nu niet meer ontkennen: deze krakers zijn criminelen.

“Kraken” is eigenlijk een eufemisme: het refereert aan de glorietijd van deze praktijk in de jaren ‘70 en ‘80, toen het nog een romantisch trekje had. Mijn tante is een kraker, of liever, zij was er één. In de jaren tachtig heeft ze met haar man en haar baby dochter met een grote groep mensen een oude, leegstaande brandweerkazerne in Amsterdam gekraakt. Er was een gebrek aan woonruimte voor gezinnen en de kazerne, gemeente-eigendom, stond leeg. Samen met anderen is mijn tante daar toen ingetrokken, en woont daar nu al meer dan twintig jaar. Dat is kraken. Maar de dagen van kraken zijn al lang vervlogen. De schouwspelen die zich in Amsterdam voltrokken hadden niets te maken met wat doorgaans verstaan wordt onder kraken, of onder krakers. De ME moest een pand ontruimen van ordinaire misdadigers, die onder de wettelijke dekking van de term “kraken” criminele praktijken bezigen.

Voor mensen zoals ik, die de kraakbeweging in zijn glorietijd niet hebben meegemaakt, is het moeilijk om te begrijpen dat deze praktijk wettelijk toegestaan is. Als er geen aura van romantiek en sociale rechtvaardigheid omheen zou hangen, zou men kraken gewoon noemen wat het overduidelijk is: diefstal. In de jaren 80 en 70 was dit misschien nog te begrijpen. Gezinnen die geen woning hadden omdat huisbazen en gemeenten, als dan niet met opzet, panden leeg lieten staan. Het was wellicht sociale nood, en er was misschien begrip voor op te brengen. Maar tegenwoordig is het overduidelijk dat kraken een door en door asociale bezigheid is geworden. Groepen krakers loeren overal in het land op panden die leegstaan, om er, vlak na het verstrijken van één jaar, de deur te forceren en zich illegaal toegang te verschaffen. Vervolgens wordt er een tafel, een stoel en een matras gedeponeerd, en ziedaar, het pand is gekraakt. De eigenaar van het pand wacht vervolgens een jarenlange juridische strijd om zijn eigen bezit terug te krijgen, terwijl de krakers zijn pand van binnen veelal volledig afbreken en uithollen. Houten vloeren en deuren worden opgestookt, muren worden doorgebroken, en er wordt allerlei rotzooi achter gelaten. Daarbij is het vaak onmogelijk voor de eigenaar om de schade op de krakers te verhalen. Kortom: kraken is voor de meeste huis- of pandeigenaren die het overkomt een regelrechte ramp. En het meest tergende aan deze kwestie is dat gekraakte panden regelmatig leegstaan door toedoen van de overheid. Een eigenaar wil bijvoorbeeld iets verbouwen, de vergunning hiervoor laat meer dan een jaar op zich wachten, wat niet ongewoon is, en ziedaar, als beloning voor zijn geduld mag de eigenaar nog enkele jaren wachten en nog veel meer geld betalen, omdat hij eerst de inmiddels gearriveerde krakers uit zijn pand moet zien te verwijderen. Het is werkelijk absurd dat de Nederlandse wet erin voorziet dat wildvreemden na een jaar leegstand, buiten de schuld van de eigenaar om, meer recht hebben op een pand dan de eigenaar zelf. Er is geen andere omschrijving voor: dit is inbeslagname van privéeigendom door de staat, en het is moreel volstrekt verwerpelijk.

Kraken heeft tegenwoordig niets meer te maken het oplossen van woningnood: het is een praktijk die wordt bedreven door uitvreters die onder het mom van idealisme een gratis onderdak zoeken, en daarmee wetgeving misbruiken die jaren geleden, met een heel ander doel, is ingesteld. Deze misdadige praktijk moet dan ook zo snel mogelijk gecriminaliseerd worden.

Maar terwijl het criminele gedrag van krakers wordt aangepakt, moet het oorspronkelijk probleem niet uit het oog worden verloren. "Leegstand is misstand", is een bekende krakersslogan, en deze is juist. Maar kraken is tegenwoordig overduidelijk ook misstand, en de overheid doet er geen goed aan om misstand met misstand te bestrijden. Er moet dus een andere methode gebruikt worden om leegstand en speculatie tegen te gaan, een methode die, in tegenstelling tot kraken, geen grove inbreuk maakt op het privéeigendomsrecht van de pandeigenaar. De oplossing lijkt in deze redelijk simpel. Als de vastgoedeigenaar met leegstand de prijs van zijn bezit probeert op te drijven, dan moet de overheid ervoor zorgen dat deze methode hem geen financieel gewin oplevert. Boetes voor leegstand dus. En, let wel, boetes voor moedwillige leegstand, dus niet voor mensen die wachten op een gemeentelijke vergunning. Deze boetes mogen fors zijn, opdat er een behoorlijke drijfveer is voor vastgoedeigenaren om leegstand te voorkomen. En zorg dan dat de opbrengst van deze boetes slechts gebruikt wordt voor de bouw van nieuwe, betaalbare woningen. Deze oplossing is vele malen rechtvaardiger dan de eigenaar van een pand feitelijk te onteigenen. Bovendien wordt het boetegeld ook aangewend om het oorspronkelijke probleem op te lossen. Een boete werkt als stok achter de deur, en het werkt ook bij daadwerkelijke leegstand. Kraken is slechts werkzaam als dreiging voor pandeigenaren, maar als er eenmaal gekraakt is betekent het vooral ellende en hoge kosten voor de eigenaar en voor de gemeente. Een ontruiming is immers ook niet gratis.

Het is dus hoog tijd dat er een einde wordt gemaakt aan deze praktijk die "kraken" heet, maar criminalisering van kraken ligt, ondanks een kamermeerderheid, niet in het verschiet, omdat minister Vogelaar (PvdA) de noodzaak niet ziet. Ook de vier grote steden van Nederland zouden tegen een kraakverbod zijn. Dat bij deze vier steden, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag, de traditioneel pro-kraak PvdA de burgemeester levert of de grootste partij in de gemeenteraad is, geeft te denken.

Een paar weken geleden was VVD tweedekamerlid Arend Jan Boekesteijn in Leiden om een lezing te geven. Hij had het onder andere over mensen die “sommige beginselen van onze rechtsstaat niet onderschrijven”. Boekesteijn sprak over moslimfundamentalisten, maar telkens als ik tegenwoordig iets over krakers hoor, dan denk ik aan die uitdrukking. Mensen die sommige beginselen van onze rechtsstaat niet onderschrijven: een adequate omschrijving van de hedendaagse kraker. Het siert sommige politici in dit land dan ook absoluut niet dat zij zich opstellen als apologeten voor deze criminelen, en voor dit soort crimineel gedrag.

12 november 2007

Echt debat in Amsterdam

Afgelopen zaterdag was ik bij een bijzonder evenement in Amsterdam. Happy Chaos, een vereniging van Amsterdamse studenten en jonge Vrij Nederlandredacteuren, organiseerde in het hotel Arena te Amsterdam een publiek debat met John Mearsheimer en Stephen Walt. Als wetenschappers zijn deze twee mannen waarschijnlijk niets minder dan helden. In een tijd waarin je als westerse wetenschapper bijna geen enkel risico hoeft te lopen hebben zij hun nek uitgestoken. Hun artikel, en later boek, The Israël Lobby and U.S. foreign policy heeft in het Amerikaanse publieke debat een storm doen opwaaien. Het effect van hun publicaties eerder dit jaar, en de macht van de Amerikaanse Israëllobby om debat de kop in te drukken, werd in kaart gebracht door een documentaire van Marije Meerman, gemaakt voor Tegenlicht van de VPRO. Voorafgaand aan de discussie met de auteurs werd de documentaire aan het publiek getoond.

De heisa rondom het boek van de twee Amerikanen zal in Europa, en elders in de wereld waarschijnlijk een stuk minder zijn dan in hun vaderland. In de VS zijn Mearsheimer en Walt al maanden het doelwit van een gerichte lastercampagne. Hun boek zou bedenkelijke academische standaarden hanteren, en de auteurs zouden, uiteraard, hoe kan het ook anders, antisemiet zijn. Dit laatste toverwoord is de afgelopen decennia dusdanig misbruikt door apologeten voor de staat Israël dat het bijna al haar betekenis heeft verloren. Overigens slaat deze term de plank volledig mis, aangezien zij gebruikelijk als “anti-joods” wordt gedefinieerd. Dat is vreemd, want de Arabieren zijn bijvoorbeeld ook Semieten. Zoals wel vaker in het debat rondom Israël stellen verdedigers van deze staat hiermee het Joodse belang boven dat van anderen. Het is de discriminatie en het suprematiegevoel van het moderne Zionisme aardig in één term gevat.

In Europa, waar men ondanks de lokale Ronnie Naftaniëls toch net iets evenwichtiger met dit soort zaken omgaat, kunnen Walt en Mearsheimer hun verhaal makkelijker kwijt, en deden dat zaterdagavond in Amsterdam dan ook met verve. Voor de aanwezigen ontvouwden zij de strekking van hun boek, namelijk dat de Israëllobby in Amerika, door systematisch grote politieke druk uit te oefen op congresleden en presidenten, een normaal debat over het beleid ten opzichte van Israël onderdrukt. Hierdoor promoot het, en slaagt het dikwijls in het doordrukken van, beleid dat nadelig is voor zowel Amerika áls Israël. De lobby denkt de belangen van beide staten te behartigen, maar schaadt die feitelijk. Het beste voorbeeld dat de twee wetenschappers hiervan gaven, en waar ze ook uitgebreid over schrijven, zijn de illegale koloniën die Israël in bezet Palestijns gebied gebouwd heeft, en nog altijd bouwt. De koloniën, en de praktijk van landjepik die ermee gepaard gaat, zijn één van de grootste bronnen van onrust in het conflict tussen de Israël en de Palestijnen. Ook zijn ze Amerika officieel een doorn in het oog. Al zo’n veertig jaar zegt het officiële Amerikaanse standpunt over de dikwijls gewelddadige kolonisten dat zij en hun nederzettingen uit Palestina moeten verdwijnen. Nu is Israël economisch en militair gezien voor een groot deel afhankelijk van de VS. Maar ondanks de grote invloed, en ondanks hun officiële mening, zijn Amerikaanse presidenten er sinds Richard Nixon niet in geslaagd op dit punt iets te bereiken. Sterker nog, het aantal kolonisten is alleen maar gegroeid, en groeit nog steeds. Waarom dit het geval is, daar zijn Walt en Mearsheimer stellig over: het is te wijten aan de lobby, die door haar invloed voorkomt dat er daadwerkelijke druk wordt uitgeoefend op Israël. Het gevolg hiervan is dat de illegale koloniën zich uitbreiden, wat uitzonderlijk slecht is voor de gemoederen onder de Palestijnen en moslims in het algemeen. Deze keren zich daardoor niet alleen tegen Israël, maar ook tegen de VS die worden gezien als een soort godfather die de misdaad zegent. De twee professoren legde tevens uit dat hun standpunt met betrekking tot de lobby in de hele wereld als normaal wordt beschouwd, behalve in Amerika. Zelfs in Israël wordt de macht van de lobby openlijk erkent en wordt zij aangestipt als belangrijke bondgenoot. Zo zei de huidige premier Ehud Olmert ooit eens dat Israël geen betere vriend had dan AIPAC, de grootste Amerikaanse politieke actiegroep die Walt en Mearsheimer aanmerken als lid van de lobby. Kortom, er is niks geheimzinnig aan de Israëllobby. Zij opereert openlijk, en maakt geen geheim van haar macht. En toch doet zich de rare situatie voor dat als men dit gegeven in Amerika tracht te bespreken, alles in het werk wordt gesteld om het debat in de kiem te smoren.

Een van de voornaamste pitbulls die een open discussie over het beleid jegens Israël in de VS te proberen te voorkomen is de advocaat Alan Dershowitz. Deze rabiate extremist was vroeger vooral bekend als lid van het verdedigingsteam van OJ Simpson. Maar tegenwoordig is hij beruchter vanwege zijn advies aan de Amerikaanse regering na elf september om martelen als verhoortechniek toe te passen. Ook van Dershowitz hadden Walt en Mearsheimer last gehad. In hun bezoek aan Nederland was de Amerikaanse advocaat de twee professoren overigens voorgegaan. In mei van dit jaar bezocht Dershowitz de universiteit Leiden als onderdeel van de promotie voor zijn boek The case for peace. De moderator bij het debat, toen, tussen Dershowitz en het publiek, was Leonard Ornstein, jarenlang journalist voor Vrij Nederland en tegenwoordig eindredacteur bij Buitenhof. Ondanks het verzoek van Dershowitz om slechts “vijandige vragen” te stellen (hij houdt blijkbaar van debat) deed Ornstein niet bepaald zijn best om de Amerikaan het vuur aan de schenen te leggen. Op een gegeven moment zei hij zelfs gekscherend dat de discussie misschien zou moeten gaan over of Israël mensen martelt, om daar vervolgens met een zelfverzekerd lachje aan toe te voegen dat dat uiteraard niet waar was. Dit ondanks torenhoge stapels rapporten van Palestijnse, internationale en Israëlische mensenrechtenorganisaties die overtuigend bewijzen dat Israël al jaren systematisch mannen, vrouwen en kinderen martelt. Tot mijn verbazing was Ornstein bij Walt en Mearsheimer wederom de moderator van het debat. Maar ditmaal had hij absoluut geen moeite met het stellen van “vijandige vragen” aan de twee sprekers. Op een gegeven moment liet hij zich dusdanig meeslepen in zijn eigen kritiek op de twee Amerikaanse professoren dat een aanwezig lid van de organisatie Een Ander Joods Geluid hem tot de orde moest roepen. De vraag van dit publiekslid, wanneer de zaal nu eens met de sprekers van gedachten kon wisselen, herinnerde Ornstein gelukkig aan zijn daadwerkelijk rol die avond.

Toen ik John Mearsheimer na afloop van het debat vertelde over het verschil in opstelling van de moderator ten opzichte van het bezoek van Dershowitz antwoordde de professor met een sarcastisch “I’m shocked”. Ik bedacht me dat hij dit soort dingen in Amerika waarschijnlijk geregeld meemaakt. Maar ik voelde me wel een beetje bevoorrecht. Ondanks het feit dat ik niet in Amerika woon, had ik het lobby-effect toch een beetje kunnen ervaren.