28 oktober 2008

Horatio the Plumber

Samuel Joseph Wurzelbacher is een ster geworden. Via een cameraman van het Amerikaanse ABC is de inwoner van Holland, Ohio inmiddels bij het Amerikaanse publiek bekend staat als Joe the Plumber. Joe ontmoette presidentskandidaat Obama op zijn tour door Ohio en vroeg hem naar zijn belastingplannen. Joe wilde een bedrijfje starten waarmee hij meer dan $250.000 per jaar zou verdienen, en onder Obama zouden zijn belastingen dan toch stijgen? Na enkele retorische omwegen zei Obama uiteindelijk dat het klopte: het belastingniveau voor bedragen boven een kwart miljoen dollar zou inderdaad stijgen tot 39%, hetzelfde als onder Bill Clinton. Vier dagen na zijn ontmoeting met de presidentskandidaat werd Joe door John McCain opgevoerd in het laatste debat tussen hem en Obama. “My friends”, zei McCain, hij zou Joe the Plumber helpen. Zijn belastingbeleid zou beter zijn voor Joe, evenals zijn gezondheidszorgbeleid, en eigenlijk alles wat McCain verder nog aan plannen had. In zijn Amerika zou Joe beter af zijn. Niet waar, antwoordde Obama. In zijn Amerika zou Joe juist beter af zijn. En zo werd de loodgieter de meetlat waarlangs beide kandidaten hun beleid legden. Sinds het debat is Joe op een aantal nationale tv-shows verschenen, en is hij zelfs de inzet van een McCain-advertentie.

De hele Plumber-kwestie is uitermate illustratief voor hoe de Amerikaanse psyche en de Amerikaanse politiek in elkaar zitten. Want het duurde niet lang voordat de feiten over Joe naar buiten kwamen. Hij bleek helemaal geen loodgieter, maar een soort klusjesman. Hij stond bekend als iemand die veel zwart werkte, en hij had bovendien een belastingachterstand. Daarnaast bleek uit cijfers van een lokale rechtbank dat zijn inkomen in 2006 $40,000 bedroeg. Nog geen vijfde van het bedrag waarvan hij zo bang was dat het belast zou worden. Toen ik dat las moest ik onmiddellijk denken aan Michael Moore. Moore schreef in zijn boek Dude, where’s my country een hoofdstuk getiteld “Horatio Alger must die”. Alger was een 19e eeuwse auteur die romans schreef over “rags to riches” verhalen: mensen die met niks begonnen en steenrijk eindigde. Volgens Moore was het koppige geloof van iedere Amerikaan dat hij op een dag de American Dream zou beleven en steenrijk zou worden een gigantisch psychologisch probleem voor de natie. Het zou mensen ertoe drijven om voor kandidaten te stemmen die vooral de rijken gunstig gestemd waren, want, en je weet het maar nooit, straks zouden ze zelf ook rijk kunnen zijn, en dan wilden ze zo weinig mogelijk belasting betalen. Om dit probleem te overwinnen moest Horatio Alger eerst symbolisch te graven worden gedragen.

Het klopt dat het woord “belasting” in Amerika bijna een scheldwoord is. Diep in hun hart willen de meeste Amerikanen helemaal geen belasting betalen. De republiek is ooit begonnen tijdens een revolutie tegen accijnzen, en die mentaliteit zit nog steeds diepgeworteld in het nationale psyche. Het leidt tot bizar gedrag. Joe the Plumber bijvoorbeeld die nu niet, en waarschijnlijk nooit, meer dan $250.000 dollar zal verdienen, is naar eigen zeggen “erg geschrokken” van het belastingplan van Obama. Ondanks het feit dat het gros van het beleid van de senator uit Illinois veel beter voor Joe zou zijn dan dat van McCain. Obama wil het belastingbeleid van Bush, dat ervoor gezorgd heeft dat de Amerikaanse staat zo ongeveer gefinancierd wordt door China, terugdraaien. Zijn gezondheidszorgbeleid zal ervoor zorgen dat Amerikanen zoals Joe minder geld kwijt zijn aan ziekenhuisrekeningen. En zijn belastingbeleid voor de middenklasse, met onder andere een flinke verlaging, zal ervoor zorgen dat de Amerikaanse midden- en werkende klasse, die er onder Bush financieel alleen maar op achteruit is gegaan, weer een kapitaalinjectie krijgt. Een ideale situatie voor Joe, zou je zeggen, maar omdat hij op zijn niet-bestaande inkomen boven de kwart miljoen meer belasting betaald dan onder McCain, is hij “zeer bezorgd” over Obama. Laat het woord “belastingverhoging” vallen, en alle rede en ratio verdwijnt uit het Amerikaanse politieke discours.

Nog een voorbeeld: vlak voor de verkiezingen van 2004 zat ik met een Amerikaanse vriend van mij in de auto. Ik vroeg hem op wie hij ging stemmen. Hij wist dat ik geen Bush fan was. Hij keek me schuin aan, en richtte zijn ogen vervolgens weer op de weg. “Toch niet op Bush?!?” zei ik. Geen antwoord. Vervolgens ratelde ik een hele lijst redenen af waarom het presidentschap van Bush desastreus was geweest voor de VS, iets dat toen overigens niet veel moeilijker was dan nu. Toen ik klaar was zei hij “yeah, I know, maar ik wil gewoon niet dat die Kerry mijn belastingen verhoogd”. Bush voerde op dat moment een catastrofaal economische beleid. Bovendien volhardde hij in een op leugens gebaseerde oorlog die op dat moment meer dan $2 miljard per week kostte. Het feit dat mijn Amerikaanse vriend hier samen met de rest van de Amerikaanse middenklasse uiteindelijk voor zou opdraaien leek hem niet de deren, als Kerry zijn belastingen maar niet verhoogde.

Wat verder ook speelt, belasting zijn altijd een van de belangrijkste thema’s van Amerikaanse verkiezingen. Het belastingbeleid van John McCain is vrijwel identiek aan dat van Bush: het spreekt Joe the Plumber en Horatio Alger aan, maar is desastreus voor de middenklasse en de economie. Diegene die een fiscaal gezond Amerika voorstaan moeten dus hopen op een overwinning van Obama. En om dat te bereiken is het te hopen dat de belastingplichtigen van de VS Horatio Alger voor 4 november diep onder de zoden hebben gestopt.

13 oktober 2008

Voetbal Inc. vs. Gemeenteambtenaren: 1-0

Waar denkt u aan als ik zeg “voetbal” en “geld”? “Verantwoordelijk gedrag” is wellicht niet de eerste term die te binnen schiet bij deze combinatie. Afgelopen week meldde de Britse FA nog dat de topclubs in Engeland samen goed zijn voor zo’n 2,1 miljard Britse ponden aan schulden. En ook in Nederland is het financiële plaatje van veel clubs alles behalve rooskleurig, om van de kapitaalvernietiging die jaarlijks op de transfermarkt plaatsvindt nog maar te zwijgen. Toch blijkt de doorsnee voetbalfunctionaris tegenwoordig een stuk conservatiever met zijn geld dan de doorsnee gemeenteambtenaar. Ik las vandaag een artikel over het spelerfonds, dat is bedoeld om gestopte voetballers een pensioen uit te betalen. Elke Nederlandse voetballer moet verplicht in het fonds inleggen, en met de huidige stand van de salarissen kunt u zich voorstellen dat het een aardig potje is. Dus wat deed het pensioenfonds CFK, beheerder van al deze miljoenen, toen de kredietcrisis dit jaar steeds beter zichtbaar en voelbaar werd? Juist, het belegde het geld in de meest veilige aandelen en obligaties die het kon vinden, ING bijvoorbeeld. Want zoals een woordvoerder van CFK al zei, “als ING omvalt, valt Nederland om”, en dan hebben de voetballers grotere problemen dan een gebrek aan pensioen.

De voetbalwereld staat bekend om zijn glamour, maar vergeleken bij de high rollers die zich blijkbaar overal in Nederland op gemeentelijke burelen bevinden, zijn de voetbalbonzen aartsconservatieve vrekken. Vandaag bleek dat de gemeente Goes, met een jaarbegroting van ongeveer 45,- miljoen euro, zo’n 12 miljoen euro heeft staan, of moet ik zeggen, had staan, bij de IJslandse Landsbanki. De kredietcrisis bereikte de afgelopen weken zelfs Ijsland, en Landsbanki kondigde aan dat het niet meer garant kon staan voor het geld van haar spaarders. De IJslandse regering kon dat ook niet. Dat is niet zo vreemd, want de Landsbanki was eind 2007 ruim 33 miljard euro waard. Het bruto nationaal product van Ijsland, (300,000 inwoners), is ruim 15 miljard euro. Dat betekent dat Ijsland, als staat, twee jaar lang al zijn inkomsten in Landsbanki zou moeten stoppen, wil het garant staan voor haar tegoeden. Iedereen die deze cijfers ooit heeft bekeken zou onmiddellijk moeten hebben gezien dat, als de Landsbanki om zou vallen, het spaargeld weg zou zijn.

Ik vind het absoluut niet onbegrijpelijk dat gemeenten hun spaargeld ergens parkeren waar het meer rente verdient dan in Nederland mogelijk is. Als de wereldeconomie goed draait, vertegenwoordigd een spaarrekening bij Landsbanki een miniem, en dus acceptabel risico. Maar de wereld economie draait ronduit slecht. En niet sinds vorige week, maar al een aantal maanden. Zelfs in de voetballerij hadden ze door dat het tijd was om het geld ergens te beleggen waar het veilig zou zijn, en waar de Nederlandse staat er garant voor zou kunnen staan. Maar niet in Goes. Niet in Pijnacker. Niet in Asten, en blijkbaar ook niet in Dordrecht. Duizenden Nederlanders kunnen een verhoging van de gemeentelijke lasten tegemoet zien vanwege een stel bestuurders die, in de context van het huidige economische klimaat, uiterst dubieuze investeringen hebben gedaan, en volstrekt onverantwoordelijk zijn omgesprongen met gemeentegeld. Ze kunnen niet zeggen dat ze het niet hadden zien aankomen. De crisis broeit als sinds de zomer, en er was genoeg tijd om de tegoeden in veiligheid te brengen, getuige het kordaat handelen van pensioenfonds CFK, en ongetwijfeld vele andere. Gemeenten hebben een enorme gok gewaagd met hun belastinggeld, en hebben verloren.

Vanuit de Rijksoverheid moeten nu consequenties volgen voor de financieel falende gemeentes. Er moeten ontslagen vallen, want het verdampen van vele miljoenen zou niet ongestraft moeten blijven. Het zou raar zijn als in Nederland ophef ontstaat over een minister die enkele tienduizenden euro’s verkeerd aanbesteed, maar een stel gemeentelijke ambtenaren vrolijk hun baan mag houden terwijl ze verantwoordelijk zijn voor een miljoenenstrop? Gemeenten die meer dan een miljoen euro verliezen aan de Ijslandse crisis zouden onder curatele van de rijksoverheid moeten worden gesteld. Ze zouden gedwongen moeten worden om al hun tegoeden in veiligheid te brengen, op banken binnen Nederland of tenminste binnen de eurozone. Vervolgens zouden ze een financiële proeftijd moeten krijgen van vijf jaar, waarin het Ministerie van Financiën extra scherp hun boeken controleert. Pas als die proeftijd met succes doorlopen is mogen ze hun eigen geld weer beheren. Het kabinet zou, waar het gemeenschapsgeld betreft, juist in deze tijd van economische onzekerheid extra hard moeten optreden tegen bijna criminele onachtzaamheid en goklust.

06 oktober 2008

3 oktober

Ik schaam me een beetje. Al sinds 2004 ben ik inwoner van de stad Leiden, en pas dit jaar kwam ik erachter dat het hele feest, behalve haring, wittebrood, hutspot en kermis, ook twee optochten rijk is. Te weten de grote optocht, op 3 oktober zelf, en de taptoe, een dag ervoor. In de vier jaar die ik nu in deze stad woon was dat volledig aan mij voorbij gegaan, dus dit jaar had ik me voorgenomen om het een en ander recht te zetten. Tijdens de grote optocht zelf, op vrijdagmiddag, was ik verhinderd, maar de taptoe was op donderdagavond goed bij te wonen. Een nadeel aan mijn besluit was dat het de afgelopen vier jaar niet zulk slecht weer was geweest tijdens 2 en 3 oktober. Het had wel eens geregend, maar dit jaar opende de hemel zich op beide dagen en stond er een nare wind. Zo ook tijdens de taptoe. Met onderkoelde tenen stond ik donderdagavond in eerste instantie op de kruising van de Pelikaanstraat en de Haarlemmer, waar de stoet voorbijkwam. Er stond al een menigte achter de dranghekken toen ik arriveerde, en door het bos van paraplu’s was inmiddels niks meer van de stoet te zien. Ik besloot door te fietsen naar de Oranjeboomstraat, waar het nog vrij rustig was, en waar de optocht nog niet gepasseerd was. De kop van de stoet bleek te bestaan uit een soort marcheerorkest, dat statig voor het beeld van Jan van Hout bleef staan en het Wilhelmus ten gehore gaf. Dat bleek echter tevergeefs, want toen de koperspelers, fluitisten en trommelaars onder leiding van hun aanvoerder verder wilde gaan werden ze staande gehouden door iemand van de 3 Oktobercommissie. De verlichting van het monument was niet aan geweest tijdens het volkslied, en ook hadden enkele notabelen zich niet op tijd richting het monument begeven. Er zat niks anders op dan even te wachten, en het Wilhelmus nogmaals te spelen. Na afloop van de reprise mochten de orkestleden ditmaal wel doorlopen, en volgde de rest van de stoet. Gedurende een dik uur trok een voor mij volstrekt onbekende wereld voorbij. Ik heb alle turn-, korfbal-, voetbal- en vechtsportverenigingen van Leiden voorbij zien komen, en de moed zonk me steeds verder in de schoenen toen ik besefte dat ik van geen enkele ooit nog had gehoord. Studerende en niet-studerende Leidenaren leven in twee verschillende werelden, dat wist ik, maar dat de één zo afgesloten was van de ander was iets dat enigszins koud op m'n dak kwam vallen. Ik kwam thuis met het idee dat ik weliswaar de afgelopen vier jaar in Leiden had gestudeerd en geresideerd, maar dat ik er niet had gewoond.

Schandalig, eigenlijk toch wel, en ik kan me slechts troosten met het idee dat het overgrote deel van de studenten in deze stad een zelfde soort beleving heeft van het bestaan hier. Sterker nog, 3 oktober, een datum die toch zo belangrijk was niet alleen voor deze stad, maar nog meer voor de universiteit, wordt in het studentenwezen dikwijls actief gedemoniseerd. In een stuk voor het EL CID dagblad, met de omineuze titel “het andere leiden” schrijft ene Jeroen van Wijngaarden dat de niet-studerende inwoners van Leiden “[j]ongens op scooters die allemaal Jeffrey, Patrick of Danny heten. Hoogblonde dames in tijgerleggings en gespierde kerels met vieze ringbaardjes en gouden kettingen.” Volgens Jeroen kom je ze alleen tegen in de shoarmazaak, of als schoonmaker in je studentenhuis. Leiden is tijdens de EL CID van de studenten, en daar zijn de Leidenaren boos om, maar tijdens 3 oktober is Leiden van de Leidenaren, en adviseert Jeroen aanstaande studenten om vooral een paar daagjes naar je ouders te gaan. Want een echte Leidenaar tegenkomen, dat wil je blijkbaar niet. Welnu, ik heb ook een advies: heb je ooit een afspraak met Jeroen, ga dan vooral een dagje naar je ouders, want met een dergelijke randdebiel converseren kan nooit goed zijn voor je intelligentie. Leiden is een brede en rijke stad, hetgeen vooral tot uiting komt tijdens 2 en 3 oktober. Vlucht dus niet, maar neem je stad serieus, en zorg dat je hier niet alleen maar studeert, maar ook echt woont. Anders kan je als student wel slagen, maar ben je eigenlijk als mens mislukt.